Goede voetballers herken je direct
Burkina Faso doet momenteel mee aan de Afrika Cup. In de groepsfase werd alleen verloren van Kameroen, daarna werden Gambia en Tunesië verslagen. Woensdag speelt Burkina Faso de halve finale tegen Senegal. De beste voetballer waar ik ooit tegen heb gespeeld, kwam toevallig ook uit Burkina Faso.
Echt goede voetballers herken je meteen. Als je het veld oploopt lijkt iedereen op elkaar, maar als de bal gaat rollen en er getrapt wordt, balletjes aangenomen, bewogen met de bal, dan worden voetballers al snel verdeeld in echt goeie voetballers en de krabbelaars waar ik bij hoor.
Mijn oude trainer keek voor de wedstrijd altijd naar de warming up van de tegenstander. Aan vijf minuten had hij genoeg, dan wist hij precies wie de voetballers waren en de brekers, de buffelaars. In de samenvatting van de wedstrijdbespreking, als we in de kleedkamer van shirtje wisselden, nam hij dat kort mee. Het klopte altijd.
Burkina Faso
De beste voetballer waar ik tegen heb mogen spelen kwam uit Burkina Faso. Hij had in het nationale team gespeeld. Nu was hij al wat ouder, maar dat maakte niks uit natuurlijk. Leeftijd maakt voor echt goeie voetballers niks uit.
In een bekerwedstrijd zo’n vijftien jaar geleden speelden we tegen het eerste zondagelftal van Zeeburgia, waar de broertjes Narsingh speelden. Die jongens trainden destijds al een paar keer per week mee bij Heerenveen, toen achttien en twintig jaar oud. Ze spelen nog steeds betaald voetbal, de jongste bij Twente. We verloren met 9-0. Ik probeerde wel achter ze aan te rennen, maar dat was kansloos. Na een dieptepass riep een van de veteranen vanaf de zijlijn: ‘Hou maar op met rennen Jan, die haal je toch nooit in.’ Ik besloot inderdaad maar te stoppen met rennen. Ik was bijna 37, toen.
Hans Vonk
Toch waren die broertjes Narsingh niet de beste voetballers waar ik tegen of mee gespeeld heb. Hans Vonk was een erg goeie keeper, afkomstig uit Woudrichem en later spelend voor Zuid-Afrika, lang geleden was hij de keeper van het schoolteam van de middelbare school. Zijn broer Frans was eigenlijk nog beter, maar deze middenvelder verliet nooit de streek en koos daarom nooit voor betaald voetbal. Trouwens, de jongen van dat schoolteam die zeker betaald voetbal zou gaan spelen was Michel Pellenkau. Hij had lang haar, korte benen, was niet af te stoppen, maar betaald voetbal haalde hij volgens mij nooit.
Een andere keeper, Peter Rozenbeek, excelleerde in de zaal, verdedigde jarenlang het doel van het Nederlands zaalelftal, en kwam bij het mixtoernooi dat mijn club ieder jaar organiseert onder de lat staan voor een penaltybokaal. Niet te passeren natuurlijk, maar wel prachtig dat hij kinderen liet scoren. Inmiddels is hij commentator bij het EK zaalvoetbal, dat momenteel in Nederland gehouden wordt.
Brabant
De beste spelers bij mijn club in Brabant was een spits die Anton van der Meijden heette en het vrij lang volhield in het eerste elftal van onze eersteklasser. In de Arena kwam ik hem een keer tegen op de plee. ‘Heb je je voetbalschoenen bij je?’ vroeg ik hem, want Ajax verloor de Europacupwedstrijd kansloos van Real Mallorca en aan het spel te zien kon Anton op zijn ouwe dag nog prima mee.
De zoon van de eerder genoemde trainer speelt trouwens nu in Zwitserland bij FC Aarau, waar hij afgelopen seizoen speler van het jaar was op het tweede profniveau, en waar ze dit jaar weer hopen op promotie. Hij heet Léon Bergsma. Hij was aanvoerder van Jong Ajax in het kampioensjaar, vier seizoenen terug. Léon trainde wel eens mee, en dan was meteen duidelijk dat zijn handelingssnelheid, zijn controle, zijn inzicht en zijn tempo veel hoger lag dan dat van onze beste spelers, laat staan dan wat ik liet zien, op mijn vijfendertigste.
Serie C
Bij het veteranentoernooi in Zuid-Frankrijk speelde een Italiaan, in het team van Asti, die in de Serie C gespeeld had, zeg maar de eerst divisie van Italië. Aan hem zag je meteen dat hij vreselijk goed kon voetballen. De derde helft gingen ze er echter kansloos af, dat toernooi en het jaar erop ook. Toen het tijd was om te lappen gaven wij vijftig euro aan onze aanvoerder, de Italianen schoven twee euro op tafel. Aan de bar spelen wij geen Serie C.
Maar die jongen uit Burkina Faso was een fenomeen. Ik weet zijn naam niet meer. Ik weet alleen dat een veteraan van Taba die bij ons gastspeler was voorstelde om tegen hem te spelen, en dat hij al bij het eerste sprintje zijn hamstring scheurde.
Daarna hebben we geprobeerd hem van de bal te krijgen, in te stappen, luchtduels aan te gaan, niks hielp. Hoe hij ook aangespeeld werd, de bal was voor hem, hij kon doen wat hij wilde. Bovendien was hij heel relaxed, want toen wij later in het toernooi invallers nodig hadden deed hij gewoon even met ons mee, in een Amsterdams shirtje.