Het eerste boek over Johan Cruijff verscheen al in 1967
Vanwege de 75e geboortedag van Johan Cruijff zijn nieuwe boeken over hem verschenen. Al meer dan een halve eeuw geleden gebeurde dat voor het eerst.
Johan Cruijff in 1967. Foto Jac. de Nijs via het Nationaal Archief
“Is er een markt voor dit soort boeken?”, vroeg Ton Sijbrands mij precies vijftien jaar geleden bij een drievoudige boekpresentatie over Johan Cruijff. “Ik zou het zelf nooit kopen.”
De dammer had toen net een hoofdstuk geschreven voor de verzamelbundel Mijn Johan Cruijff, samen met David Endt, Frits Abrahams, Sytze de Boer, Joep van Deudekom, Jan Donkers, Tom Egbers, Jan Eilander, David Endt, Anna Enquist, Johan Faber, Menno de Galan, Hanneke Groenteman, Jaap de Groot, Raoul Heertje, Youp van ’t Hek, Herman Koch, Auke Kok, Maarten Moll, Annemarie Oster, Jos Palm, Rik Planting, Menno Pot, Lydia Rood, Tomas Ross, Kees Sluys, Boudewijn Smid, Arjan Visser, Jaap Visser. Klaas Vos, Peter Winnen en Edwin Winkels. Blijkbaar zag zijn eigen uitgever er dus wel degelijk brood is.
Cruijff was er in 2007 nog zelf bij toen deze bundel officieel werd gepresenteerd in het Olympisch Stadion, tegelijkertijd met Toeval is logisch van Willem Baartse en Wie is Johan Cruijff? van Jan Luitzen en Mik Schots. Dat boek van Luitzen en Schots dient vijftien jaar later trouwens weer als basis voor hun nieuwste werk over Cruijff: Nooit iets doen op de normen van een ander. Inmiddels is Cruijff er niet meer bij om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen, maar de markt lijkt alleen maar groter te worden.
De eerste
Als professioneel sporthistoricus ben ik allang de tel kwijt, maar er zijn ondertussen tientallen boeken over Johan Cruijff uitgebracht. Twee jaar na zijn debuut in het eerste van Ajax verscheen al het eerste werk over deze toen nog niet legendarische voetballer, toen twintig jaar oud: Oog in oog met Johan Cruyff (inderdaad met een y) van mr. F.R. Bonte. De legendarische literatuurcommentator Kees Fens onderwierp het meteen aan een oordeel. ‘Wat doe ik in dit wezenloze uur? Ik lees een boek.’ Hij had dan ook een zeer persoonlijke band met Ajax, want in zijn jeugd had hij nog vaak tegen Rinus Michels gevoetbald op het kerkplein in hun wijk. ‘Hij zal zich mij niet herinneren, want wij verloren altijd.’
Volgens Fens had Bonte een nieuwe invalshoek gekozen: ‘Modern is het boekje van Bonte hierin, dat hij ook interesse heeft voor de mens Cruyff (ten overvloede wellicht: er is ook de voetballer Cruyff).’ De Ajacied liet zich namelijk ook uit over de politiek: “Als Ajax zo zou voetballen, dus met spelers die het allemaal zelf zouden willen doen, zat het waarschijnlijk niet eens in de Eredivisie.” En ook over de hippies uit zijn tijd had hij een opmerking: “Het is voor hen hetzelfde als voor mij het shirt van Ajax, een teken dat je ergens bij hoort en niet meer.”
Maar zelfs deze moderne invalshoek hlelp Fens niet, want na vier keer lezen snapte hij nog steeds niet hoe Cruijff in elkaar stak: ‘Cruyffie — voluit Hendrik Johannes Cruyff — levert zich niet dadelijk aan de lezer uit.’ Misschien is dat dan ook meteen de reden dat er 55 jaar later nog steeds een markt voor is, om de vraag van Sijbrands ook zelf maar te beantwoorden.