NieuwVoetbal

Het eerste Surinaamse legioen

Precies 75 jaar geleden was het Surinaamse elftal voor de eerste keer in Nederland. Het succes was té groot, want tien jaar later was het voetbal in Suriname onthoofd. “‘Onze totale top werd weggekocht.” In samenwerking met Trouw. 

Het Surinaamse elftal bij Be Quick. Afbeelding uit de collectie van Be Quick

Het Surinaamse voetbal verkeerde eind jaren vijftig in grote problemen. In de zomer van 1957 hadden zich maar liefst vijftien spelers uit dat land ingeschreven voor de Nederlandse profcompetitie, het grootste aantal tot dan toe. Van dit Surinaamse legioen speelden er veertien in de Eredivisie en één in de Eerste Divisie. ‘Zij zijn vol verwachting,’ schreef de Volkskrant op 10 augustus 1957, ‘het Grote Avontuur tegemoet gegaan.’

Voor de Nederlandse voetballiefhebbers was de komst van deze spelers goed nieuws. ‘Zij brengen met zich een belofte van natuurlijk athletisch vermogen,’ vervolgde de Volkskrant. ‘Deze voetballers zijn begaafd met een indrukwekkende snelheid.’ In de jaren daarvoor hadden spelers als Humphrey Mijnals en Michel Kruin het publiek al vermaakt na hun overstap vanuit Suriname. De verwachtingen waren daarom hoog.

In Suriname zelf, toen nog een kolonie van Nederland, werd er heel anders gedacht over deze voetbalvlucht. Daar werd gesproken over een exodus, want van het nationale elftal bleef alleen de keeper in eigen land achter. De overige tien spelers waren allemaal vertrokken, samen met nog eens vijf talentvolle spelers, die duizenden kilometers van huis een nieuw bestaan wilden opbouwen.

Het succes van de beste Surinaamse spelers ging dus ten koste van het eigen voetbal. ‘Onze totale voetbaltop werd binnen twee jaren weggekocht,’ vatte de Surinaamse sporthistoricus Guno Hoen dit in 1999 treffend samen in zijn boek Onze Sporthelden. Humberto Tan trok een jaar later dezelfde conclusie in zijn standaardwerk Het Surinaamse Legioen. ‘Voor het voetbal in Suriname zelf waren deze jaren rampzalig.’ Het spelpeil daalde, waardoor de bezoekcijfers kelderden. ‘Want waarom zou men gaan kijken naar het tweede garnituur op het tropische gras terwijl de sterren het in Nederland maakten op de drassige velden van Utrecht, Amsterdam, Den Bosch of Haarlem.’

Deze exodus kwam niet helemaal uit de lucht vallen, want het Nederlandse voetbal had in de eerste naoorlogse jaren al kennisgemaakt met Surinaamse spelers. André Kamperveen begon in 1954 aan een studie aan het CIOS in Overveen voor sportleider. Ondertussen speelde hij als rechtsbinnen bij de eersteklasser Haarlem en was zo de eerste Surinamer bij een Nederlandse profclub. Begin 1957 keerde hij terug naar Suriname met verschillende sportdiploma’s op zak.

Sommige Nederlandse voetballiefhebbers zullen Kamperveen hebben herkend in zijn Haarlemse jaren, omdat hij in de zomer van 1948 ook in ons land was geweest. Op uitnodiging van de KNVB maakte het Surinaamse elftal toen een toer langs zeven Nederlandse clubs, waaronder Ajax, Feyenoord en Willem II. Het was de eerste keer dat deze spelers in ons land waren, hier allemaal nog onbekend. Ook Kamperveen behoorde tot deze pioniers, die precies 75 jaar geleden door Nederland reisden.

André Kamperveen in 1948. Foto via Ajax Erfgoed

Nieuw perspectief

Het Surinaamse voetbal verkeerde kort na de Tweede Wereldoorlog ook al met een bestaanscrisis, net als eind jaren vijftig veroorzaakt door gebeurtenissen in Nederland. ‘Alle jonge mannen waren opgeroepen voor hun dienstplicht,’ schreef Gerard van der Schroeff in een terugblik, in die moeilijke jaren voorzitter van de Surinaamse Voetbalbond (SVB). Belangrijke spelers als Richard de Clerk, Hein Leeuwin, René Nelom en Desi Samson waren gemobiliseerd. De enige club die enigszins functioneerde, was de Militaire Voetbal Vereniging. Zij organiseerde wedstrijden in Paramaribo om publiek te trekken.

Het nationale team kwam in die oorlogsjaren bijna niet in actie. Het sportieve herstel daarna verliep dramatisch, bleek in 1946 tijdens een vijflandentoernooi met Feyenoord, Columbia, Aruba en Curaçao. Tegen Colombia werd het nog 1-1, maar in de volgende drie wedstrijden scoorden de tegenstanders maar liefst 22 keer!

De uitnodiging van de KNVB in 1948 bracht nieuw perspectief, ook omdat die bond de kosten op zich nam. Volgens de Surinaamse voetbalbond rustte er daarom een grote verantwoordelijkheid op de spelers. Na de slechte ervaringen op Curaçao werd zekerheidshalve de Nederlandse coach Wim de Bois benoemd tot de tijdelijke bondscoach, die speciaal hiervoor vier maanden naar Suriname kwam. KNVB-voorzitter Karel Lotsy had dat persoonlijk geregeld, waarbij het een groot voordeel was dat hij in Dordrecht woonde, de stad van DFC, waarvoor De Bois toen werkte. Het contact was dus snel gelegd. Heel snel zelfs, merkte het clubblad van DFC op: ‘Wim heeft zich moeten haasten om van al zijn vrienden en kennissen in Dordt een vluchtig afscheid te nemen.’

Pas in Paramaribo maakte De Bois kennis met zijn selectie, waarover hij aangenaam was verrast. ‘Het tropisch klimaat heeft een gunstige invloed op de souplesse van het spierenstelsel,’ schreef hij in het blad van Ajax. ‘In doorsnee zijn de spelers leniger dan de meeste Hollandse spelers.’ Doelman Cornelis Graanoogst had de bijnaam Engel Gabriël, omdat hij zo mooi in het doel kon zweven om de hardste schoten te keren. En ook Kamperveen had hij inmiddels ontmoet: ‘Een knaap die iedere spil veel werk bezorgt.’

Naar Nederland

Op 24 juli vertrok de Surinaamse delegatie voor de lange reis vanaf het vliegveld van Paramaribo. ‘De stemming zit erin,’ schreef official Just Gouvernante in een zeer uitvoerig reisverslag in Nieuwsblad De West. ‘Het Surinaams Volkslied wordt gezamenlijk ingestudeerd. Purperhart en Kamperveen zijn onze muzikanten, terwijl Woerdings de samba’s en rumba’s voordraagt.’ Na tussenstops in Curaçao, New York, het Canadese Gander en het Schotse Prestwick werd eindelijk Schiphol bereikt. ‘De jongens zijn erg vermoeid van de reis,’ meldt het reisverslag, ‘omdat wij in het vliegtuig niet hebben kunnen slapen.’

Gouvernante sprak meteen na aankomst met een radioverslaggever van de VARA. ‘Deze vertelde,’ aldus het Surinaamse dagblad Het Nieuws, ‘dat de spelers een goede reis hadden gehad en geen last hadden van ziekte. Hij vertelde, dat het de eerste maal was, dat Surinaamse spelers in Nederland uitkwamen en hij hoopte, dat ze figuur zouden slaan.’

De ploeg verbleef in hotel De Leeuwerik in Haarlem. De trainingen vonden plaats op het nabijgelegen terrein van R.C.H. in Heemstede. ‘De tribunes zijn heel eenvoudig,’ legde Gouvernante vast in zijn reisverslag. ‘De velden zijn buitengewoon goed verzorgd. De grasmatten zijn prachtig.’ Spelers en straf gingen ook nog naar de wielerwedstrijden in het Olympisch Stadion. ‘Van de snelheden die werden ontwikkeld, sta je te duizelen.’ De eerste kennismaking met Nederland was daarmee goed bevallen: ‘De jongens hebben allen, zonder uitzondering. een gezellige dag achter de rug. Even moet ik de aandacht er op vestigen dat het toch raar aandoet, dat het om negen uur ’s avonds nog zo licht is als om vier uur ’s middags bij ons.’

Rode biet

De eerste aftrap was op 4 juli in het Olympisch Stadion met Ajax als tegenstander. Clubvoorzitter Marius Koolhaas sprak vooraf eerst zijn gasten toe: “In het jaar, dat onze geëerbiedigde Koningin haar 50-jarig jubileum vierde, is door middel van de sport een hechte en onbreekbare band in het belang van Suriname en Nederland gesmeed.” Morris Wijngaarde was het daar namens de Surinaamse delegatie helemaal mee eens: “Wij hopen op onze eigen bescheiden wijze mee te werken tot het smeden van een hechte en onbreekbare band in het belang van Nederland en Suriname.”

Onder de 16.000 toeschouwers zaten veel notabelen, zoals minister Götzen van Overzeese Gebiedsdelen en Jan Buiskool, de waarnemend Gouverneur van Suriname. Alle aanwezigen waren diep onder de indruk van de entree van de bezoekende ploeg, gegroepeerd rond een grote Surinaamse vlag.

Zelfs Ajax was er even van in de war, want binnen twintig minuten stond het al op een achterstand. De Amsterdammers hadden het moeilijk tegen Graanoogst, die in zijn doel inderdaad zweefde als een engel. Rufers Belgrave toverde met de bal in het strafschopgebied van Ajax. Kamperveen tenslotte bezorgde zijn tegenstanders veel werk, precies zoals De Bois na hun eerste kennismaking al had voorspeld. Hij maakte het tweede Surinaamse doelpunt, waarop de waarnemend Gouverneur uitbarstte in een explosie van vreugde. ‘Zelfs de anders zo kalme mevrouw Buiskool had een kleur als een rode biet,’ meldde dagblad De West.

Deze enerverende wedstrijd eindigde in 2-2, waarvoor Ajax heel veel moeite had moeten doen. In het radiopraatje na afloop was de Nederlandse pers daarom lovend over de Surinaamse ploeg: ‘De balbehandeling was voortreffelijk.’ Dat was ook in Paramaribo zelf te horen, want op het belangrijkste voetbalterrein waren luidsprekers geplaatst, waar iedereen kon luisteren naar de verslagen van de Algemene Verenigde Radio Omroep Suriname.

Ook tijdens de rest van de toer maakte Suriname indruk. Zo wist Quick uit Nijmegen zich aanvankelijk geen raad met ‘zulk een snelheid en goed combinatievermogen,’ zoals Het Nijmeegsch Dagblad schreef. ‘Een compliment aan ’t adres van hun Hollandsche trainer De Bois.’ Het was duidelijk geworden dat deze Surinaamse voetballers waarschijnlijk ook in Nederland mee zouden kunnen doen op het hoogste niveau.

Het absolute hoogtepunt voor de Surinaamse spelers was tijdens de officiële inhuldiging van koningin Juliana. Op 6 september kreeg zij in het Olympisch Stadion een huldebetoon van de Nederlandse sport. Juliana werd daar toegesproken door Fanny Blankers-Koen als de nieuwe nationale held, een maand eerder winnaar van vier gouden olympische medailles. Bij dit huldebetoon kreeg het Surinaamse elftal de eer om als laatste het veld betreden, waarbij het een staande ovatie kreeg van de tienduizenden toeschouwers. Dit applaus gloeide nog na toen de delegatie enkele dagen later weer naar huis vloog.

De spelers van DFC en Suriname. Foto uit de collectie van Arie Heijstek

Nalatenschap

Dit eerste bezoek was daarmee een groot en historisch succes voor het Surinaamse voetbal. Tegelijkertijd was die triomf het begin van de volgende crisis, waarbij tien jaar later een complete generatie naar Nederland was vertrokken. En ook hier speelde Kamperveen een rol, want na zijn terugkeer in 1957 bracht hij Haarlem in contact met Paul Degenaar van voetbalclub Voorwaarts en André Kilian van Robin Hood. Met succes, want nog diezelfde zomer gingen ook zij naar Nederland.

Het is één van de vele voorbeelden hoe het Surinaamse voetbal verstrikt was geraakt in een paradox. Enerzijds ontstonden er nieuwe mogelijkheden voor de beste spelers, maar met de overstap van Degenaar en Kilian waren er wéér twee ervaren voetballers vertrokken, respectievelijk met vijftien en twintig wedstrijden in het Surinaamse elftal. Het was symbolisch voor de koloniale machtsverhoudingen van die tijd. Wat goed was voor Nederland, was slecht voor Suriname.

Toch liet dit eerste Surinaamse legioen zijn sporen na, vooral ná de onafhankelijkheid van 1975. Frank Rijkaard werd in Amsterdam geboren met vader Herman als één van die pioniers van 1957. Mede door hem werd het Nederlandse voetbal uitermate succesvol, net als door al die andere spelers met een Surinaamse achtergrond, inmiddels ook bij de vrouwen.

Tot over veertien dagen

Kamperveen heeft tot aan zijn dood contact gehouden met het Nederlandse voetbal. Op 7 december 1982 sprak hij in Paramaribo met de Nederlandse scheidsrechters Henk Weerink en Leo van der Kroft. “Tot over veertien dagen,” zei hij tijdens hun afscheid, “want dan heb ik een vergadering van de FIFA in Zürich. Daarna wil ik de wedstrijd tussen Nederland en Malta bekijken.”

Enkele uren later werd hij opgepakt door het militaire regime van legerleider Desi Bouterse. Op het vliegveld in Paramaribo hoorden Weerink en Van der Kroft dat hun voetbalvriend was gefusilleerd, als één van de vijftien slachtoffers van de Decembermoorden.

 

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.