Het is de 125e geboortedag van oer-Feyenoorder Jan Petterson
Op 28 september 1898 werd voetballer Jan Petterson geboren, in het dagelijks leven drukker. Hij speelde honderd jaar geleden in het eerste kampioensteam van Feyenoord.
Jan Petterson heeft zijn Zweedse achternaam te danken aan zijn grootvader Andreas, die in 1873 verhuisde van Palsborn naar Rotterdam. Samen met zijn broer sloot Jan zich aan bij Feyenoord na een fusie met DCS. Ook Kees Pijl was zo overgestapt, die later eveneens een grote rol zou spelen bij zijn nieuwe club.
Petterson speelde tussen 1917 en 1927 als rechtsbuiten bij Feyenoord. Zo maakte hij onderdeel uit van het kampioenselftal van precies honderd jaar geleden, waardoor we hem de komende maanden nog veel gaan tegenkomen.
Typisch mannetje
In 1927 werd Petterson opgenomen in het boek De voetbalwereld in caricatuur van tekenaar Ch. A. Cocheret en journalist H.A. Meerum Terwogt. Petterson werd daarin zowel van de voorkant als de achterkant vastgelegd. ‘De Feijenoorder van voren en van achteren bezien, maar hoe men hem ook bekijkt of beschouwt, hij blijft een typisch mannetje. Maar… . een mannetjesputter, die stevig in mekaar zit en tot heel wat in staat is. Men moet hem zien dartelen en huppelen op den rechtervleugel van zijn club, een lust voor ’t oog. E n altijd even fair en correct in al zijn daden. Laat PETTERSON maar schuiven!’
In het jubileumboek van 1933 kreeg de voetballer een eerbetoon met een eigen pagina. ‘Misschien wel de meest sympathieke clubman, dien Feyenoord onder hare leden telt. Een prettig clubvriend en eveneens een prettig tegenstander. Nooit zag men hem een onsportieve daad verrichten. Kortom, hij was een sieraad op onze voetbalvelden.’
En daar bleef het niet bij, want Petterson kreeg ook nog een eigen lofdicht:
Klein Jantje! Klein Jantje!
Je bent een bij-de-handje,
Jij kleine Jantje Petterson,
Wij weten hier uit goede bron
Jou spelen, jou spelen
Mogen wij niet verhelen,
Jij speelt zeer goed, jij speelt cordaat,
Terwijl je nimmer praat.
Kamp Amersfoort
Op 6 maart 1944 arriveerde Petterson in Kamp Amersfoort, waar hij onder mensonterende omstandigheden werd behandeld. Hij kwam daar clubgenoot Bert Heesakker tegen, hoofdredacteur van het clubblad De Feijenoorder, die ook een tijd in Amersfoort zat.
‘Velen hebben vooral in de menschonteerende concentratiekampen de moraal der Duitschers leeren kennen,’ blikte Heesakker hierop terug in het eerste clubblad na de bevrijding. ‘Ook Feyenoorders hebben het ondervonden, welke vernederingen de politiek-gevangenen moesten ondergaan. Voor de Duitschers waren het verschoppelingen en van hoe meer van die menschen zij zich konden ontdoen, des te beter. De gevolgen gingen ons niet voorbij.
Onze bekende sympathieke vroegere eerste-elftalspeler Jan Petterson en de schrijver dezer regelen hebben het ondervonden wat het zeggen wil te moeten leven in een concentratiekamp onder Duitsch beheer. Wij troffen elkander in het P.D.A. (Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort), het beruchte Nederlandsche kamp. Toen het noodlot mij voor Amersfoort bestemd had, had men (…) er ons al voor gewaarschuwd. Van bevriende zijde zei men mij: houd je goed, kerel, want het is het beroerdste kamp in ons land.
Petterson, die al spoedig de narigheden van doorgeloopen voeten moest ondervinden en ook met zweerende voeten nog moest blijven loopen, heeft ondervonden wat het zeggen wil onder het „Herrenvolk” gebukt te moeten gaan. Gelukkig hielden wij den moed er in, maar Jan vertrok al spoedig met voor mij onbekende bestemming. In Duitschland heeft hij het hondenleven nog moeten voortzetten. Hij heeft ook daar ondervonden wat het zeggen wil door de Duitschers te worden opgevoed om weer als waardig (sic) lid van de maatschappij te kunnen worden beschouwd.’
Bravo
Petterson overleefde de oorlog wel. In 1949 werd hij uitgeroepen tot Lid van Verdienste. ‘Bravo,’ reageerde Heesakker in het clubblad. ‘Een rechtgeaard sportman heeft daarmede loon naar werken gekregen.’
Op 9 augustus 1955 is Petterson overleden, volkomen onverwacht volgens De Feijenoorder. ‘Wij herinneren ons Jan Petterson ook als de stevige rechtsbuiten van de goede ploeg, welke wij in de twintiger jaren bezaten. Hij heeft veel tot de grote opgang van onze club bijgedragen en later heeft hij onze vereniging nooit in de steek gelaten, want in verschillende commissies heeft hij de club gediend.’
In Rotterdam is een straat naar hem vernoemd, in de schaduw van de Kuip, tussen de Adriaan Kooningsstraat en de Bas Paauwestraat.