Het is niet eens meer in een archief te vinden: het tijdschrift Damesvoetbal uit de jaren 80
Ellen Popeyus maakte begin jaren 80 het eerste tijdschrift, dat het vrouwenvoetbal heeft gehad. “We doen het gewoon zelf!” In samenwerking met het Eindhovens Dagblad.
In het Mediamuseum Beeld & Geluid in Hilversum is deze zomer een kleine expositie over een eeuw vrouwenvoetbal in Nederland. Daar is de oudste foto uit 1919 te zien, samen met de eerste filmbeelden uit 1933.
Er is ook speciale aandacht voor het tijdschrift Damesvoetbal, dat begin jaren tachtig in Eindhoven werd gemaakt. Het was het eerste blad over het vrouwenvoetbal, grotendeels gevuld door de sportvrouwen zelf. Met recht een museumstuk dus, al helemaal omdat geen enkele erfgoedinstelling deze jaargangen in de collectie heeft, zelfs de Koninklijke Bibliotheek niet.
Alleen Ellen Popeyus heeft alle jaargangen in huis, in 1982 één van de initiatiefnemers. Uit eigen ervaring als voetballer wist ze namelijk hoe weinig aandacht haar sport kreeg. “Wij kunnen ons niet herinneren,” schreef ze in juli 1982 in het voorwoord van de eerste editie, “dat de vrouwelijke beoefenaren van de voetbalsport ooit publicitair in het volle licht van de schijnwerpers hebben gestaan. Meestal werd er een of ander duister hoekje voor hen gereserveerd.”
Eindhoven
In Eindhoven legde Popeyus de basis voor dit blad, waar ze zelf vandaan komt. In 1971 las ze een artikel in het Eindhovens Dagblad over damesvoetbal, zoals dat toen nog werd genoemd. De KNVB had net besloten om voor de eerste keer competities voor vrouwen te organiseren.
In Eindhoven zelf was er geen club en daarom werd Popeyus lid van DOSL in Leende. “Twee jaar later stapte ik over naar Braakhuizen in Geldrop,” blikt ze nu terug. “Daar ben ik sindsdien altijd gebleven.” Ze stond al snel bekend om haar vrije trappen, waartegen elke keeper kansloos was. Vanaf een meter of vijftien legde ze elke bal genadeloos in de kruising.
Zo werd ze al snel opgemerkt door scouts. In 1973 werd Popeyus opgeroepen voor het Nederlands vrouwenelftal, nota bene in de eerste interland die officieel door de KNVB werd erkend. “Ik vond dat prachtig. Zestien was ik en ik droeg het Oranjeshirt met een leeuw er op.” Ze kwam tot een totaal van 22 interlands.
Vooroordelen
Precies in die jaren maakte het vrouwenvoetbal de eerste grote opmars. In 1971 telde de KNVB ongeveer 3000 beoefenaars, maar in 1982 waren dat er al tien keer zoveel. Toch hadden voetbaljournalisten, allemaal mannen, er amper aandacht voor. Popeyus: “Als ze al eens kwamen kijken, zeiden ze binnen een minuut dat we er niets van konden.”
De toenmalige internationals reageerden fel op deze vooroordelen. Popeyus wilde niet langer meer wachten op een eerlijke berichtgeving. Ze werkte in die tijd bij uitgever Frans de Hoo, die geïnteresseerd was in een onafhankelijk tijdschrift over vrouwenvoetbal. “Als we van de media geen aandacht krijgen, doet we het toch gewoon zelf! We zijn gaan brainstormen voor onderwerpen en daarna ging ik schrijven.”
In die begintijd schreef Popeyus veruit de meeste verhalen voor het blad, dat tweemaandelijks naar ruim tweeduizend abonnees werd verstuurd.. “Dat kon toen niet anders. Al snel volgden voetbalster Edith Ramakers en Bert van Lingen, de bondscoach.” Rob Velthuis werkte er ook aan mee, toen nog van de sportredactie van het ED.
KNVB
De eerste nummers gaven een goed beeld van het vrouwenvoetbal van veertig jaar geleden, mede door de vele foto’s. De vrouwen van Puck uit Deventer werden belicht, kort nadat ze hun eerste landstitel hadden gewonnen. En dan ging Popeyus ook nog op bezoek bij KFC’71 uit Delft, één van de eerste voetbalclubs met alleen vrouwenteams. “Bij ons hoeven dames niet voor heren te wijken,” zo vatte voorzitter Bob van Hollem dit bondig samen.
Toch bleek na ruim twee jaar dat het blad niet levensvatbaar was. Er werden te weinig advertenties en abonnementen verkocht, waardoor er nog maar duizend abonnees waren. De KNVB maakte het er niet altijd makkelijker op, aldus Popeyus. “Sommige mensen van de bond werkten mee. Maar regionale afdelingen waar we praktische informatie opvroegen, kregen vanuit Zeist het verzoek om daar niet aan mee te werken. Ik heb dat nooit begrepen.”
De stekker ging er daarom uit in het derde seizoen. “Hadden we maar wat meer adverteerders gehad,” denken Popeyus en De Hoo nu. “We liepen te ver vooruit op de tijd, nog voor alle successen.”
In al die jaren zijn er nog enkele pogingen gedaan met een tijdschrift over vrouwenvoetbal, zoals BeNe League Magazine en Vrouw&Voetbal Magazine. Ze bestaan allemaal niet meer.