Het verzetsverleden van voetbalscheidsrechter Leo Horn
Op 16 oktober 1988 werd bij de Stopera het Joods Verzetsmonument onthuld, als eerbetoon voor alle Joodse verzetsmensen uit de Tweede Wereldoorlog. Ook bekende sporters speelden daarin een belangrijke rol, zoals voetbalscheidsrechter Leo Horn en Joop Cosman van boksclub Olympia.
Eind deze maand verschijnt het boek Gezichten van Joods Verzet, uitgegeven door de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie. Hiervoor heb ik een hoofdstuk geschreven over enkele Joodse sporters uit Amsterdam, die zich aansloten bij knokploegen. Het ging om boksers, gewichtheffers of worstelaars, die hun gevechtservaring gebruikten om zichzelf te verdedigen tegen de nazi’s. Elders in de stad was Leo Horn actief, toen nog een onbekende voetbalscheidsrechter.
Boksclub Olympia
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren er duizenden Joodse sporters, vrijwilligers, donateurs en supporters. De meesten werden vermoord in de concentratiekampen. Dat er ook Joodse sporters zijn geweest met een belangrijke rol in het verzet is relatief onbekend, ondanks dat zij zich zeer moedig hebben gedragen.
Zo werd er begin 1941 in het hartje van de Jodenbuurt een knokploeg geformeerd, onder leiding van Joop Cosman van boksclub Olympia. Zijn boksschool aan de Jodenhouttuinen vormde het hart van dit verzetswerk, waar tientallen mannen aan meededen, met hulp van mannen uit Kattenburg en de Jordaan.
Sommige leden van deze knokploeg waren bekende boksers. Isaäc Brander had verschillende toernooien gewonnen. Barend Groenteman was in het vedergewicht enkele keren kampioen van Noord-Holland geweest. David ‘Lard’ Zilverberg had een nationale titel in het vlieggewicht. Ben Bril, meervoudig Nederlands kampioen, gaf gevechtstrainingen. “Bang waren we niet,” aldus Cosman in 1965 in Het Parool. “Dat Joden van nature laf zijn is een sprookje. Dat heeft die knokploeg wel bewezen.”
Hendrik Koot
Op 11 februari 1941 waren tachtig tot negentig leden van deze knokploeg betrokken bij de vechtpartijen, waarbij Hendrik Koot van de NSB en de WA om het leven kwam. Koot rende toen recht in de handen van de groep van bokser Benny Blum, waar hij met messen, gummiknuppels, koppelriemen en ijzeren staven werd aangevallen. “Ik sloeg naar ieder uniform,” zei Blum later. Koot overleed drie dagen later aan zijn verwondingen.
Al snel daarna werden de eerste achttien leden van de knokploeg opgepakt, onder wie Harry Wijnschenk, Lard Zilverberg en de gebroeders Brander. Na gevechten in Zuid bij enkele ijssalons werden nog meer Joodse verzetsmensen van straat geplukt, net als tijdens de razzia’s in de Jodenbuurt van 22 en 23 februari. Dit betekende het definitieve einde van deze knokploeg. Cosman zelf ontsnapte keer op keer en overleefde de oorlog, nota bene door onder te duiken onder zijn eigen boksring. “Die ring stond op palen, verhoogd, en daaronder zat er een ruimte om te schuilen,” vertelde oud-bokser Jan Lenten.
Blum overleefde ook en nam in 1986 het initiatief voor een monument voor het Joodse verzet om de leden van zijn knokploeg eindelijk te eren, samen met Herman Natkiel. “Ik heb ze niet meer teruggezien. Of ja, eigenlijk wel. Ik kom ze in mijn dromen tegen, als ze mij ter verantwoording roepen. Voor hen zou er een monument moeten komen.”
Op 16 oktober 1988 was eindelijk de onthulling bij de Stopera op het Waterlooplein, op de plek waar in 1941 de gevechten waren met de troepen van Koot. Bluhm maakte het zelf niet meer mee, want enkele maanden na zijn initiatief is hij overleden. Natkiel overleed in 2002.
Leo Horn
En dan was er nog Leo Horn, die vanaf de jaren vijftig uitgroeide tot één van de bekendste voetbalscheidsrechters ter wereld. Hij was in 1916 geboren in Sittard in een Joods gezin met vier kinderen. Jaargenoot Toon Hermans was zijn buurman en goede vriend. Zijn moeder meende alleen dat er voor haar gezin meer toekomstmogelijkheden lagen in Amsterdam, zodat ze in 1928 naar de hoofdstad verhuisden, zónder vader, die alleen in het weekend overkwam. Aan het eind van zijn leven beschouwde Horn dit vertrek uit Sittard als zijn eerste bevrijding; 5 mei 1945 als zijn tweede.
Horn, die al sinds zijn zesde voetbalde, werd in zijn nieuwe woonplaats lid van Wilhelmina Vooruit, vooral bestaande uit Joodse leden. Vanwege een blessure werd hij scheidsrechter voor de Amsterdamsche Voetbalbond. In februari 1934 stond de zeventienjarige Horn zo bij Blauw-Wit – Taba voor de eerste keer als arbiter op het veld. Zijn leiding deze wedstrijd was bijzonder warrig geweest, aldus de spelers zelf na afloop, die het eindsignaal beschouwden als het hoogtepunt van de dag. Desondanks was dit het begin van een langdurige loopbaan.
Tijdens de oorlog had Horn geen contacten met de knokploeg van het Waterlooplein, voor zover we weten. Aan de andere kant van de stad sloot hij zich wel aan bij een andere knokploeg, want dat verzet nodig was, wist hij al van vóór de oorlog, zo zei hij in 1994 in de Leeuwarder Courant. Zijn Duitse oom had namelijk een schoenenzaak in Essen. “In 1938 schoten ze al zijn honden dood. Op de kennel stond gekalkt Juden Hunde nicht geliebt.” In 1942 sloot Horn zich daarom aan bij een overvalteam in Zuid, onder leiding van Ben Warner. Hij deed het samen met Kuki Krol, vader van de latere Ajax-voetballer Ruud. “Ik was geen held,” vond Horn zelf. “Je wordt niet geboren als held.”
In die jaren verrichte hij wel degelijk heldhaftig werk, waarvoor hij verschillende schuilnamen gebruikte, zoals dr. Van Dongen en ir. Varing. “We kenden elkaars werkelijke naam niet.” Hij kreeg opdracht om kranten en pamfletten te verspreiden en om aanslagen te plegen op hooggeplaatste SS’ers. Ook zorgde hij voor onderduikadressen, onder meer voor zijn ouders en broer George. Zijn oudste broer Edgar en zijn zus Sophie werden echter opgepakt, wat alleen Sophie heeft overleefd. “Ze heeft oog in oog gestaan met Joseph Mengele.” Haar verrader heeft hij na de oorlog zelf nog opgeleverd als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten. “Hij was vastgebonden, maar ik heb hem toch een klap gegeven.”
“Ik ben Jood”
Naast zijn eigen naam verzweeg hij in de oorlogsjaren ook zijn Joodse identiteit. “Ik weet nog dat één van ons me influisterde, toen een oude Joodse vrouw uit haar bovenhuis werd getakeld: zouden Joden ook het lef hebben te doen wat wij doen? Dat was Wim Kuijt, toch wars van antisemitisme.”
Meteen na afloop van de oorlog gaf hij zijn identiteit vrij. In zijn biografie Leo Horn fluit blikte hij terug hoe hij de medestrijders hierover toesprak. “Weten jullie nog, jongens, die Joden, die het niet gedurfd zouden hebben? Dan zal ik mijn vermomming maar afgooien. Geen dokter Van Dongen, geen ingenieur Varing. Mijn naam is Leo Horn, en ik ben Jood.” De rest van de groep keek verbluft toe en zweeg. Sommige huilden, maar Horn is daarna altijd vrienden gebleven van deze mensen, zolang dat mogelijk was. “Zij meenden het allemaal niet zo kwaad.”
Dat Horn zijn identiteit verzweeg, vond hij geen verraad, zei hij in 1994. “Ik ben geen verrader, men heeft mijverraden. In Sittard al. En tijdens de oorlog waarin de Joodse gemeenschap in Nederland bijna werd uitgeroeid. Ik veroordeel niet iedereen die aan de zijlijn heeft gestaan. Absoluut niet. Ik heb al gezegd: je wordt niet als held geboren. De uitzonderingen daargelaten: de Soldaten van Oranje, de Engelandvaarders. Maar ik vind wel dat veel landgenoten te weinig voor hun medemensen hebben gedaan.”
Wereldberoemd
In 1951 wees de FIFA Horn aan als internationaal scheidsrechter. En zo stond hij twee jaar later in het Wembley Stadion in Londen bij Engeland – Hongarije. De bezoekers wonnen met 3-6, waarmee de Engelsen voor de eerste keer op eigen bodem waren verslagen, nota bene als de uitvinders van het moderne voetbal. Die wedstrijd staat daarom sindsdien bekend als The Match of the Century.
Horn had zich hiervoor uitstekend voorbereid. ‘Hij zal gekleed zijn in een spiksplinternieuw kostuum,’ aldus de Telegraaf. ‘Kleren maken de man en de eerste indruk moet goed zijn en bijdragen tot het gezag van de scheidsrechter in deze voetbalwedstrijd van het jaar.’ Natuurlijk verkeerde Horn ook in een uitstekende conditie: “Vooral in het eerste kwartier zal ik veel en hard moeten lopen om de zaak meteen in handen te krijgen — en voor de volgende vijf kwartier moet ik dan nog adem overhouden.” Horn kreeg na afloop veel lof en zo werd Engeland – Hongarije een vast thema tijdens zijn populaire lezingen en voordrachten, keer op keer benadrukkend dat hij daar een zuiver Hongaars doelpunt ten onrechte had afgekeurd.
En als Horn sprak, was de zaal stil. Een kleine maand na de historische wedstrijd bijvoorbeeld keek hij in Krasnapolsky terug op zijn avontuur op Wembley. De zaal zat bomvol, met buiten heel veel teleurgestelde Amsterdammers zonder kaartje. De Amsterdamse scheidsrechter sprak ook graag in jeugdgevangenissen. Uit een tv-opname uit 1964 blijkt dat hij dan opeens een stuk platter sprak dan in het dagelijks leven, zich aanpassend als een kameleon aan de omstandigheden. Hij floot twee keer een finale van de Europa Cup 1, waaronder die van 1962 in zijn eigen stad tussen Real Madrid en Benfica. Datzelfde jaar was hij grensrechter de WK-finale tussen Brazilië en Tsjechoslowakije.
Ook Horn maakte de onthulling van het Joods Verzetsmonument nog mee. In 1995 overleed hij in een ziekenhuis in Amstelveen aan de gevolgen van een beroerte.