In 1911 ontsnapte het Nederlandse voetbal aan een ramp
In het Goffertstadion in Nijmegen is een tribune voor een deel ingestort. In 1911 ontsnapte Amsterdam aan een voetbalramp tijdens Nederland – Engeland. Door krankzinnige drukte stortte een houten tribune in en kon een andere net op tijd worden gestut.
Het Nederlands elftal in 1914. Foto via Stadsarchief Amsterdam
Op 17 april 1911 speelde het Nederlands elftal een thuiswedstrijd in Amsterdam, op landgoed Roosenburgh in de Watergraafsmeer met tijdelijke zit- en staanplaatsen. Er was in 1911 namelijk nog geen stadion in ons land, waar bezoekers veilig konden zitten. Dat werd duidelijk toen zich duizenden voetballiefhebbers door de stad propten om naar Watergraafsmeer te gaan om het Nederlands elftal te zien spelen. Het complete stadsleven werd die dag ontwricht en dat was nog niet eens het ergste.
Vlak voor aanvang van de wedstrijd bezweek opeens één van de houten tribunes onder het enorme gewicht van veel te veel toeschouwers. Nog net op tijd kon een tweede tribune worden gestut. Als door een wonder vielen er geen doden.
Zo zeg! Nederland is ontsnapt aan een serieuze stadionramp. Zonder die container waren de gevolgen niet te overzien zijn geweest. Ik zie het nu pas voor het eerst. Koude rillingen gewoon. #necvit
— Jeroen Grueter (@Jeroen_Grueter) October 17, 2021
Een stadion
Het werd Amsterdam zo in ieder geval wel duidelijk dat er een echt stadion moest worden gebouwd, veilig en met goede aanvoerwegen zodat niet de hele stad werd ontwricht als er wat voetbalsupporters op bezoek kwam. Voetbal was te groot geworden om nog af te handelen op een weiland met gammele tribunes. Zoals tijdschrift De Revue der Sporten schreef: ‘Een wedstrijd is nu een ding van gewicht, waar duizenden heensjokken, heentuffen, heenrollen per as.’
Er moest dus een stadion komen, het liefst van steen, en wel zo snel mogelijk. ‘Geen tribunetjes van lattekes en nageltjes! Flinke omrastering, flinke zitplaatsen van ijzer en steen, gelijk in het buitenland. Het kost geld. Volkomen waar! Maar waar ’n 20.000 man naar ’n voetbalwedstrijd loopen, daar is geld te krijg.’
Aldus de Revue op 19 april 1911. En inderdaad kwam er een stadion, het eerste van ons land, gebouwd in het zuiden van Amsterdam, zo ongeveer waar nu het Olympisch Stadion ligt. Een inzamelingsactie onder de stedelijke notabelen bracht voldoende geld op en vanuit de gemeenteraad kwam de politieke steun. In 1914 werd het Nederlandsch Sportpark geopend, de voorloper van het Olympisch Stadion.
En zo kreeg Nederland door de bijna-ramp van 110 jaar dan eindelijk een echt stadion.