In 1946 verloor Nederland met 8-2 van Engeland
Oranje speelde op 27 november 1946 tegen de Engelse profs. Het werd een drama vanwege compleet ouderwetse spelopvattingen.
De wedstrijd van Oranje tegen Engeland kende enkele opmerkelijke primeurs. Voor de eerste keer speelden de Nederlanders met rugnummers, omdat de tegenstander dat ook deed. De KNVB was eigenlijk een principieel tegenstander van die nummering, omdat dit een vorm van sportverdwazing zou zijn, maar voor die ene keer vond de bond het toch goed.
Daarnaast reisden de spelers voor de eerste keer met het vliegtuig. Deze reis had nogal wat uurtjes aan voorbereiding gekost, zo blijkt uit de KNVB-documenten, die zijn opgeslagen bij het Nationaal Archief. Op 28 oktober werd er in een speciale vergadering gesproken over een overleg met Stanley Rous van de Engelse bond. ‘Indien wij zouden vliegen, zal hij er voor zorgen, dat wij in de buurt van Harrogate kunnen landen. Het krioelt daar n.l. van de militaire vliegvelden, waarvandaan de bommenwerpers voor Duitschland opstegen.’
Tijdens het vertrek van Schiphol krioelden honderden supporters, familieleden, clubgenoten en journalisten om de spelers heen, waarbij vooral de handtekeningenjagers zich opdrongen. Iets meer dan twee uur later landde het gezelschap op Dishforth, enkele tientallen kilometers van het speelterrein in Huddersfield.
Het vertrek van het Nederlands elftal in 1946. Foto Bram Wisman via het Nationaal Archief
Overrompeld
Zowel het rugnummer als de vliegreis was een voorbode van een nieuwe tijd, die in de jaren daarna de standaard zou worden. De spelopvatting van Oranje in Engeland was dan weer een fossiel van het vooroorlogse voetbal.
Het Nederlands elftal werd namelijk compleet overrompeld door Engeland, dat al enkele decennia volgens het zogenaamde stopperspilsysteem speelde, een verdedigende variant. De Nederlanders kozen vooral voor de aanval, wat een nederlaag van 8-2 opleverde.
De KNVB had deze afgang totaal niet voorzien. Een dag eerder had het bestuur nog een tekst aan de spelers gestuurd, geschreven door Jimmy Hogan, ‘een der Beste Engelsche Voetbalkenners’. Het spelpeil van de tegenstander was in de voorgaande jaren met zo’n vijftig procent gedaald, was zo ongeveer de samenvatting. ‘Houdt er dus den moed maar in, want tegen de overgebleven helft kunnen jullie best op!’
In Nederland zelf was er vooraf veel minder vertrouwen in het nationale elftal. De kritiek was zo groot dat de KNVB zich gedwongen voelde om hierover te schrijven in een persoonlijke brief aan alle spelers. ‘Met veel moeite,’ verzekerde voorzitter H.W.H. Herberts van de Keuze Commissie, ‘werd de ploeg samengesteld, nadat half Nederland ongeveer zich er mee heeft willen bemoeien. Toch schijnt er weinig vertrouwen in het elftal te worden gevonden.’
Het grootste verwijt was dat de KNVB niet durfde te kiezen voor de jeugd, maar grotendeels terugviel op de spelers van de jaren 30. ‘We kregen zodoende een vrij oud elftal (gemiddeld ruim 28 jaar) met als nestoren de 35-jarige aanvoerder Paauwe en de even oude Smit,’ zo vatte sportjournalist M.J. Adriani Engels het probleem samen.
En ook de aanwijzingen voor de wedstrijd leken direct vanuit die tijd geïmporteerd. ‘Snelheid, Geestdrift en niet opgeven, geen moment verslappen, proberen van iedere kans om er door te komen gebruik maken.’
De tactische opdrachten bleken allemaal achterhaald, want Oranje werd genadeloos van de mat geveegd. Tussen de 20e en 35e minuut kreeg Oranje vijf tegendoelpunten. “Zo veel vrijheid heb ik nog nooit gehad,” zei de Engelse spits Tommy Lawton, die zelf vier keer scoorde. Alleen Faas Wilkes – een vertegenwoordiger van de jeugd – speelde goed.
De terugreis naar Schiphol was dan ook aanzienlijk minder gezellig dan het vertrek.
Bom
De dreun was gigantisch. Aad van Leeuwen kwam een half jaar later met een compleet boek om uit te zoeken wat er allemaal mis was gegaan. ‘In Huddersfield ontplofte een bom,’ was de titel van zijn eerste hoofdstuk.
Van Leeuwen probeerde het nog even in historisch perspectief te plaatsen: ‘De problemen, waarmede het berooide na-oorlogse Nederland te kampen heeft, zijn zo enorm en van zoveel gewicht voor de toekomst van ons-zelf en onze kinderen en kindskinderen, dat men met méér dan een schijn van recht de vraag mag stellen of het nu wel opportuun is, de aandacht van die problemen af te leiden door te gaan debatteren over vragen van voetbaltactiek en spelsystemen.’
Alleen al het feit dat hij hierover een heel boek vol schreef, laat zien dat dit toch echt nodig was. ‘Sport is in onze tijd een uiterst belangrijke sociale factor geworden. Zij geeft een gezonde en ook ondanks de telkens terugkerende schijn van het tegendeel opvoedende ontspanning aan honderdduizenden beoefenaren, aan honderdduizenden kijkers. Ontspanning, afleiding en daardoor levensvreugde. Voetbal neemt daarbij, in ons land althans, een eerste plaats in. De belangstelling voor voetbal is in de loop van enkele tientallen jaren gegroeid tot afmetingen, die de pioniers van het spel in ons land voor on mogelijk hebben gehouden.’
Een half jaar later introduceerde de KNVB het stopperspilsysteem.