Koningin Wilhelmina heeft tientallen jaren lang geweigerd om een voetbalwedstrijd te bezoeken
Koning Willem-Alexander is een liefhebber van voetbal, heeft hij tegen Edwin Evers gezegd. Koningin Wilhelmina wilde juist helemaal niets weten van deze sport, vooral omdat er op zondag werd gespeeld.
Koningin Wilhelmina in 1921 op bezoek bij Sparta. Foto via het Nationaal Archief
De liefde tussen het Nederlandse voetbal en het Koningshuis kwam decennialang maar van één kant. Tijdens de inhuldiging van Wilhelmina in 1898 was er in Amsterdam weliswaar een korte voetbalwedstrijd tussen het Amsterdamse R.A.P. en het Bondselftal met een zeer kort bezoekje van de nieuwe koningin en koningin-moeder Emma, maar dat was uit pure beleefdheid. ‘Het terrein was te smal,’ aldus Het Sportblad, ‘ ’t deerde niet. Dat kwartiertje voetbal bracht leven in de brouwerij. R.A.P. was sterker en won met 1-0 goals. Men heeft braaf gelachen. De Koninginnen begrepen er blijkbaar niets van; ‘deskundigen’ gaven uitlegging.’
Eén van die deskundigen was baron Van Tuyll van Serooskerken, in 1898 Nederlands eerste IOC-lid en in 1912 de eerste voorzitter van het NOC. Tijdens de wedstrijd fluisterde hij in de oren van Wilhelmina wat er precies aan de hand was op het veld. Het maakte geen indruk, want pas in 1921 – bijna een kwart eeuw later! – bezocht ze weer een voetbalwedstrijd, mede omdat die bijna altijd op een zondag wordt gespeeld. ‘De Calvinistische begrippen van het koningshuis veroorloven nu eenmaal niet aan een der representanten van dit huis, op den dag des Heeren dergelijke vermaken te frequenteeren,’ aldus Lauer in 1921 in De Revue der Sporten.
Zo ontstond er een vreemde en pijnlijke situatie: het Nederlands elftal speelde sinds 1907 in het oranje om de liefde voor het Koningshuis te uiten, maar vanuit dat Koningshuis kwam geen enkele reactie, in ieder geval niet van Wilhelmina en al helemaal niet op een zondag.
Landgenooten!
Tussen 1898 en 1921 werden er zeer kleine toenaderingspogingen gedaan door het hof. Op 15 maart 1914 bezocht koningin-moeder Emma een internationale militaire voetbalwedstrijd – alleen de tweede helft trouwens. De Nederlandse voetbalsport was er toch erg blij mee. ‘Landgenooten,’ jubelde Lauer in De Revue der Sporten, ‘wij kunnen juichen. Eindelijk dan Koninklijke belangstelling bij een voetbalwedstrijd! H. M. de Koningin-Moeder heeft Zondag j.l. de ontmoeting tusschen het Nederlandsche en Engelsche militaire elftal met een bezoek vereerd.’
Dat Emma haar koets geen seconde had verlaten, vond Lauer geen probleem. ‘De eerste stap is gedaan, toegestemd, doch zoolang niet H. M. de Koningin met Z. K. H. den Prins der Nederlanden een onzer groote wedstrijden heeft bezocht, hebben de voetballers van Nederland het recht zich verongelijkt te achten. Dit is de niet-tegen-te-spreken waarheid, die zelfs door de Hooge Bezoekster van hedenmiddag slechts tot grootere beteekenis is gegroeid.’
De boodschap was duidelijk: Lauer wilde dat koningin Wilhelmina zélf naar een voetbalwedstrijd kwam. ‘Voetballend Nederland heeft het recht de Landsvrouwe in zijn midden te ontvangen: moge dit binnenkort geschieden!’ Zoals hij zeven jaar later toevoegde in een volgend vlammend betoog: ‘Men was, als Nederlander, immer ’n tikje afgunstig, indien men er kennis van nam, hoe bv. de Engelsche, de Belgische, de Deensche koningen veelal bij interessante voetbalmatches tegenwoordig waren.’
Sportfeesten
Twee jaar later, op 15 juli 1916, werd er weer een klein stapje gezet. Wilhelmina toen met eigen ogen een militaire voetbalwedstrijd tijdens de sportfeesten voor Land- en Zeemacht in het Amsterdamse Stadion, de voorloper van het Olympisch Stadion. Het ging om een demonstratie van een elftal uit de Stelling van Amsterdam en een team van de Haagsche Grenadiers en Jagers. Lauer was daar tevreden mee, maar nog niet helemaal, want die wedstrijd was slechts onderdeel geweest van een breder sportevenement.
Pas op 10 september 1921 zou Wilhelmina eindelijk een stadion betreden voor een voetbalwedstrijd – op een zaterdag! Die primeur was bij Sparta – V.O.C. in het Kasteel in Rotterdam. ‘Ongeveer een half uur wijdden H. M. en Z. K. H. hun belangstelling aan het spel, waarbij de Koningin werd voorgelicht door den heer Overeynder [de voorzitter van Sparta].’
Lauer slaakte een putdiepe zucht van blijdschap. ‘Ik verheug mij daarover. En dit laatste niet uit een oogpunt van decorum! Dat nu ook onze vorstin eens kennis heeft gemaakt met een spel, dat ons volk in korten tijd veroverde, dat ons volk Zondag aan Zondag bezig houdt, het stemt tot tevredenheid.’
Meer dan honderd jaar later weten we dus dat de koning officieel van voetbal houdt, ook op zondag. En daar had Lauer nóóit van kunnen dromen.