NieuwSteunfonds Freelance JournalistenVoetbal

Méér dan een mijnwerkersclub: hoe Zuid-Limburg het Nederlandse voetbal veroverde

Het Nederlandse voetbal van 1950 werd gedomineerd door Zuid-Limburgse mijnwerkers. Drie jaar eerder was in de Mijnstreek nog de grootste mijnramp uit onze geschiedenis. In samenwerking met de Limburger.

Limburgia tegen Blauw-Wit voor de kampioenscompetitie van 1950. Foto Rolf Winterbergen via het Nationaal Archief

Op 14 juli 1928 kende het Nederlandse voetbal een pijnlijke primeur. Op het terrein van de vereniging van de Staatsmijn Emma in Treebeek werden alle wedstrijden afgelast, omdat er twee dagen eerder dertien kompels waren omgekomen in de Staatsmijn Hendrik in Brunssum, de grootste vooroorlogse mijnramp van ons land. In Brunssum zelf werd het openbare leven dat weekend compleet stilgelegd, óók de wedstrijd op het terrein van de Hendrik.

Zo werden er voor de eerste keer wedstrijden afgelast vanwege een mijnramp. Langer dan 24 uur duurde dit oponthoud echter niet, want een dag later werd er in Treebeek alsnog gespeeld. De wedstrijd in Brunssum werd op 5 augustus ingehaald, zo meldde de Limburger Koerier. ‘De match wordt gespeeld op het nieuwe terrein aan de Venweg.’

Het voetballeven gaat nu eenmaal door, zelfs na de grootste rampen. Vooral mijnwerkersclubs werden daardoor met zekere regelmaat getroffen, zowel in Limburg als in het buitenland. Op 21 oktober 1930 bijvoorbeeld stierven zo’n 300 mensen na een explosie in de mijn bij Alsdorf, net over de grens bij Kerkrade. De plaatselijke sport werd hard getroffen, schreef de Sport Illustratie, het orgaan van de katholieke voetballers in Nederland. Vijf verschillende clubs verloren in totaal vijftien jeugdleden, variërend van 15 tot 24 jaar oud. Bij een mijnramp vier jaar later in Buggingen in het zuiden van Duitsland werden achttien spelers van de plaatselijke voetbalclub gedood, waaronder acht van het eerste elftal.

De dreiging van de dood was altijd nabij, wat zorgde voor een onderlinge verbondenheid onder mijnwerkersclubs. De landsgrenzen waren daarbij minder belangrijk dan de sociaal-economische overeenkomsten. In 1956 was in Marcinelle de grootste mijnramp in de Belgische geschiedenis met 262 dodelijke slachtoffers. Drie dagen later al speelde Rapid J.C. een benefietwedstrijd in Kerkrade tegen het Belgische Royal Olympic Club de Charleroi.

Die onderlinge verbondenheid wordt altijd genoemd als één van de meest opvallende karaktereigenschappen van mijnwerkersclubs. De eenheid onder de grond werd weerspiegeld op voetbalvelden. Die waren er in Zuid-Limburg dan ook in overvloed, stipte Marica Luyten aan in haar boek Het geluk van Limburg. In Kerkrade bijvoorbeeld waren er dertien clubs verbonden aan de mijnen. ‘In de competities waren de kompels heer en meester.’

Sowieso wemelde het van de voetbalclubs in de mijnstreek, blijkt uit tellingen van sporthistoricus Michel van Gent van het Huygens Instituut, gespecialiseerd in de geschiedenis en cultuur van Nederland. Alleen al in Heerlen vond hij ruim tachtig clubs in de periode van 1909 tot 1940! Het merendeel speelde in de eigen katholieke competities, waar de mijnwerkersclubs waren aangesloten bij de neutrale KNVB. In die regio waren sporadisch zelfs nog enkele socialistische voetbalclubs.

De Staatsmijn Hendrik in 1928. Foto via het Nationaal Archief

Juliana

Mijnwerkersclubs overstegen het voetbal. Ze zijn méér dan alleen een voetbalclub, zoals FC Barcelona al een halve eeuw over zichzelf zegt, més que un club. In Zuid-Limburg werd dit motto in de praktijk uitgevoerd voordat dit in Catalonië voor de eerste keer werd geformuleerd.

Die unieke positie binnen het voetbal werd in 1940 voor heel Nederland zichtbaar. Juliana uit Spekholzerheide won toen het afdelingskampioenschap als eerste mijnwerkersclub ooit, tegenwoordig de J van Roda JC. Volgens de toenmalige opzet van de Nederlandse competitie had de club zich daarmee geplaatst voor de kampioenscompetitie tegen de andere titelwinnaars uit Noord, West en Oost. De winnaar won de landstitel.

Deze wedstrijden vonden onder zeer zware omstandigheden plaats, want zo vlak na de gevechten in mei 1940 was een groot deel van de infrastructuur beschadigd of vernietigd. Het werden daarom uitputtende reizen voor de Limburgse voetballers. Ze moesten dwars door voormalig oorlogsgebied naar Feijenoord in Rotterdam (400 kilometer heen en terug), Blauw-Wit in Amsterdam (ruim 420 kilometer), Heracles in Almelo (400 kilometer) en GVAV in Groningen (600 kilometer). ‘Een reis naar Spekholzerheide is wellicht moeilijker dan één naar Indië in normale tijden,’ vatte het voetbalblad Sportkroniek deze situatie treffend samen.

In die oorlogsjaren was het nóg moeilijker voor de mijnwerkers uit Spekholzerheide, omdat ze in die tijd om de week ook op zondag moesten werken. Zo was er weinig tijd voor een goede voorbereiding, die er bij thuiswedstrijden vooral uit bestond om meteen vanuit werk naar huis te hollen, spullen te pakken en te spelen.

Uitwedstrijden waren helemaal ingewikkeld, schreef clubbestuurder J.L. Franssen uit Spekholzerheide in 1944 in een brief aan het nationale bondsbestuur. Hij deed dat in de ijdele hoop om de Hollandse heren duidelijk te maken hoe het voetballeven van een mijnwerker eruit zag. Kerkrade had geen treinstation, zodat de spelers heel vroeg aan hun dag moesten beginnen. ‘Zij moeten voor zoover zij geen fiets hebben, en dat zijn er nog al, te voet van Spekholzerheide naar Heerlen en dat liefst ’s morgens om 4.45 uur, daar de eenige reisgelegenheid welke zij hebben, is 5.45 uur vanaf station Heerlen.’

Onder deze extreme omstandigheden had Juliana vooraf al een grote achterstand in deze kampioenscompetitie. De reis naar Feyenoord duurde anderhalve dag, inclusief overnachting in Den Haag! De Limburgers verloren met 6-1, waarna de vermoeiende dag naar huis begon – wéér anderhalve dag. Het is een gigantische prestatie dat deze voetballers uiteindelijk slechts twee punten minder behaalden dan landskampioen Feyenoord.

Kolenfront

Limburgia uit Brunssum is één van de meest succesvolle mijnwerkersclubs geweest, spelend voor de KNVB. De oude locatie bij de staatsmijn Hendrik op de Venweg was direct verbonden met de clubidentiteit. ‘De weg erheen is een weg van groeiend zelfbewustzijn,’ stond in 1950 in het clubblad. ‘Je ziet daar de Hendrik liggen. Die aanblik moet menig tegenstander doen verstijven. Welke mijn ligt met zo’n breed gebaar op de wereld gesmeten als de Hendrik. Met een weidse glimlach knikt zij de passerende Limburgianen toe. Dat geeft moed. Wat verbeelden zich deze lieden, zegt de Hendrik, om tegen mijn mannen in het strijdperk te treden.’

In zijn beste jaren was de club het boegbeeld voor de Mijnstreek én de arbeiders. ‘In het heerlijk verfrissende, wijd-open spel der Brunssummers herkennen wij het Limburgse land,’ omschreef de Gazet van Limburg. ‘In het tomeloos energieke en uiterst kundige herkennen wij de mijnwerker; in het staalharde moreel en de prachtige teamgeest weerspiegelt zich de strijd aan het kolenfront.’

De grootste mijnramp uit de Nederlandse geschiedenis is helaas ook onderdeel van deze clubgeschiedenis. Op 24 maart 1947, precies om 16.00 uur, stuurde inspecteur-generaal Ir. F.C.M. Wijffels van het Staatstoezicht op de Mijnen een telegram aan de minister van Economische Zaken: ‘Hedenmorgen brand uitgebroken ondergronds Hendrik aantal slachtoffers onbekend nadere gegevens volgen zoo spoedig mogelijk.’ Dertien mijnwerkers werden gedood, hetzelfde aantal als in 1928 bij dezelfde mijn.

Heel Brunssum werd in het hart geraakt en dus ook Limburgia. Alleen al van het eerste elftal werkten tien spelers voor deze mijn, waarvan zeven ondergronds. Het lichaam van de vader van doelman Sjra Jacobs werd als tweede gevonden. ‘De teraardebestelling had onder overweldigende belangstelling plaats,’ schreef het clubblad in rouw. ‘Hoezeer Jacobs geliefd was, bleek wel overduidelijk uit de groote schare Limburgia-leden en supporters, die hem op zijn laatsten tocht vergezelden.’ De oom van spelend lid A. Valkenberg behoorde ook tot de slachtoffers. ‘Ook aan de familie Valkenberg bieden wij onze innige deelneming aan.’

De competitie was op dat moment in volle gang. De dag vóór de ramp had de AVRO nog een radiowagen naar Brunssum gestuurd voor een rechtstreeks verslag van Limburgia – Sittardsche Boys. Het volgende weekend moest de ploeg naar Eindhoven voor een uitwedstrijd tegen PSV, maar op dat moment waren er vier slachtoffers opgebaard en werden er nog zeven vermist.

Alle wedstrijden van de Limburgia-teams werden daarom afgelast, maar dat pikte de KNVB niet. Voorzitter Karel Lotsy meldde in een telegram dat er geen sprake kon zijn van uitstel van PSV – Limburgia. Hij was bereid om dit af te dwingen met puntenaftrek of een andere zware straf. ‘Uiteindelijk werd toen maar besloten om voor de stok achter de deur te zwichten,’ schreef het Limburgia-bestuur, ‘en den wedstrijd tegen PSV onder protest te spelen.’

En zo werden de rouwende spelers gedwongen om te voetballen. Jacobs meldde zich af, twee dagen nadat hij zijn vader had begraven. Vooraf was er weliswaar één minuut stilte voor de slachtoffers, maar meteen daarna kwam de bal in beweging. Limburgia verloor die dag de wedstrijd, maar dat stond in geen verhouding tot het enorme verlies eerder die week. Binnen het KNVB-bestuur werd er daarna geen woord meer over gezegd. In de Sportkroniek, het officiële bondsorgaan, stond alleen een kil wedstrijdverslag.

Landskampioen

Zo is het jaar 1947 het absolute dieptepunt voor Limburgia, inclusief de dubieuze rol van de KNVB. Drie jaar later al won dezelfde club als eerste Limburgse club de landstitel na een zinderende kampioenscompetitie met Ajax en Blauw-Wit uit Amsterdam, de Enschedesche Boys en Heerenveen. Zelfs buurman Maurits uit Geleen had zich geplaatst, óók een mijnwerkersclub. Zo werden er twee Mijnstreekderby’s op het allerhoogste niveau gespeeld, uniek voor Limburg.

De beslissende wedstrijd tegen Ajax in het Olympisch Stadion verbijsterde de Nederlandse voetbalwereld. In de eigen stad werden de Amsterdammers met 0-6 verslagen, wat bijna 75 jaar later nog steeds de grootste thuisnederlaag is. Vooral in de tweede helft was Limburgia oppermachtig, tot grote vreugde van de supporters uit Brunssum, zo zag de Gazet van Limburg. ‘Ergens hoog op de tribunes werd het Limburgs Volkslied aangeheven, het schalde dra uit duizenden kelen. En juist had men het lied des leeuweriks gezongen, toen het geschal van de hoorn des herders het stadion deed daveren op zijn grondvesten.’

De Limburgse ploeg kreeg een staande ovatie van het Amsterdamse publiek, waarna de nieuwe kampioenen tijdens een spontane huldiging vanuit het stadion naar het centrum werden gereden, toegejuicht door tienduizenden Amsterdammers. Het was volkomen overweldigend, aldus de Gazet. ‘Menig stoer Limburger welde de tranen inde ogen. Deze jubel gold immers niet zomaar Limburgia, dat het trotse Ajax met 6—0 had verslagen. Met dit warme, uitbundige vreugdebetoon werden zelfs niet alleen elf stoere mijnwerkers geëerd, die de hoogste voetbaleer in den lande voor zich hadden opgeëist. Neen, in deze hulde werden al die onverveerde kompels betrokken!’

De voetballers van Limburgia hadden zo meer propaganda gemaakt voor de Limburgse mijnstreek dan alle officiële voorlichtingsdiensten bij elkaar opgeteld. Een oude mijnwerker had de tranen in de ogen toen hij één van de spelers omhelsde. “Merci, jongen,” stamelde hij, “merci.”

Doelman Sjra Jacobs van Limburgia. Foto J.D. Noeske via het Nationaal Archief

Script

Deze landstitel van 1950 is in onze tijd grotendeels vergeten. Het is symbolisch dat de spelersnamen op het monument op het Limburgiaplantsoen steeds verder vervagen en inmiddels zo goed als onleesbaar zijn.

Dat staat in groot contrast met de legendarische wedstrijd tussen Heerenveen en Ajax, die ook in de kampioenscompetitie van 1950 werd gespeeld. De Friezen wonnen onder leiding van Abe Lenstra met 6-5 na vijf doelpunten van Heerenveen in de laatste dertig minuten. Het is één van de beroemdste wedstrijden uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis, die in 1995 zelfs werd nagespeeld in een theaterstuk in het Abe Lenstra Stadion. En nog steeds, elke keer als Heerenveen en Ajax tegen elkaar spelen, wordt er weer gesproken over 1950. Toch stonden deze twee ploegen uiteindelijk slechts op de vierde en vijfde plaats, achter Limburgia en Maurits.

De onderlinge wedstrijden tussen deze twee Limburgse clubs zijn ondertussen helemaal vergeten, ook al kwam alles toen bij elkaar. Het beste voetbal werd op dat moment in de Mijnstreek gespeeld. Niemand deed voor elkaar onder in deze prestigestrijd. Limburgia won in eigen huis met 4-3 na een krankzinnig scoreverloop. ‘Het Limburgse publiek in dat miniatuurstadion, met achter het oostelijk doel zwart en dreigend oprijzend de staatsmijn Hendrik, genoot,’ zag het Algemeen Handelsblad. ‘Zelden gaven twee ploegen zich zo als deze twee kampioenen in hun strijd om de eer van de club, de eer van hun district en de eer van hun mijn. Hendrik tegen Maurits.’

Twee weken later was Maurits in Geleen de beste in een keiharde wedstrijd. De Volkskrant: ‘De temperatuur liep soms hoog op, maar de mijnwerkersemblemen op de stoere borsten der Maurits- en Hendrik-spelers bleven onbevlekt. Hard maar niet opzettelijk unfair waren de tientallen duels.’

Ajax zelf was de eerste om te erkennen dat de beste voetballers van 1950 uit Zuid-Limburg kwamen. De club stelde voor om de teams van Limburgia en Maurits samen te smelten tot het Nederlands elftal. Een groter compliment kon Ajax niet geven, dat in 1950 hofleverancier was van Oranje. Er kwam alleen niets van terecht, omdat de keuzeheren van de KNVB minder gecharmeerd waren van die potige mijnwerkers. Doelman Sjra Jacobs weigerde om het kolengruis onder zijn nagels weg te poetsen en zo werd hij nooit opgesteld.

Deze onderlinge kampioenswedstrijden tussen Limburgia en Maurits zijn niets minder dan een scenario voor een film of theaterstuk, net als eerder al is gebeurd bij Heerenveen – Ajax. Via het voetbal kan de geschiedenis van de Mijnstreek worden verbeeld, met de dreigende mijnen als decor. Van de mijnramp van 1947 tot en met de kampioenscompetitie van 1950: hoe Zuid-Limburg het Nederlandse voetbal veroverde.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.