Na de grootste thuisnederlaag van Ajax werd tegenstander Limburgia gehuldigd door Amsterdam
Op 24 juni 1950 verloor Ajax in het Olympisch Stadion met 6-0 van Limburgia, nog steeds de grootste thuisnederlaag ooit. De Limburgers kregen daarna een staande ovatie van tienduizenden Amsterdammers.
Huldiging Limburgia op het veld van het Olympisch Stadion
Iedereen zag afgelopen weekend vooraf allang aankomen dat het meest gewelddadige deel van de Ajax-supporters een grote thuisnederlaag tegen Feyenoord niet zou kunnen verwerken. Met vuurwerk of andere vormen van geweld zouden ze daar dan een einde aan maken. Zo werd in ieder geval voorkomen dat Ajax de grootste thuisnederlaag in de geschiedenis leed, waarbij we natuurlijk nooit zullen weten of daar ook maar enige sprake van zou zijn geweest.
Limburgs feest
Op 24 juni 1950 herschreef Limburgia uit Brunssum de voetbalgeschiedenis tot dat moment. Het won die dag met 6-0 in het Olympisch Stadion tegen Ajax, waarmee het als eerste Limburgse club de landstitel had gewonnen. Daarmee was het ook verantwoordelijk voor de grootste thuisnederlaag van Ajax, die in 2023 nog steeds staat.
Deze wedstrijd verbijsterde de Nederlandse voetbalwereld. Vooral in de tweede helft was Limburgia oppermachtig, tot grote vreugde van de supporters uit Brunssum, zo zag De Gazet van Limburg. ‘Ergens hoog op de tribunes werd het Limburgs Volkslied aangeheven, het schalde dra uit duizenden kelen. En juist had men het lied des leeuweriks gezongen, toen het geschal van de hoorn des herders het stadion deed daveren op zijn grondvesten.’
In 2023 zorgt zo’n nederlaag voor razernij in het stadion, maar dat was in 1950 helemaal niet zo. Integendeel zelfs, want de Limburgse ploeg kreeg een staande ovatie van het Amsterdamse publiek. Het was een eerbetoon aan de club, die geheel uit mijnwerkers bestond, allemaal werkzaam op de nabijgelegen Hendrik. Drie jaar eerder had keeper Sjra Jacobs zijn vader nog verloren bij de grootste mijnramp uit de Nederlandse geschiedenis.
De kampioenen van 1950
Het feest begon meteen in de catacombe van het stadion met een ontvangst door ir. Hopster, waarnemend voorzitter van de KNVB, minister Rutten van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, burgemeester Quint van Brunssum en burgemeester Damen uit Geleen. Aanvoerder Groen kreeg van Ajax een rood-wit-blauwe insigne. Ter plekke werden alle spelers door de Raad van Elf uit Brunssum uitgeroepen tot ridder.
De grootste huldiging moest toen nog komen met een spontane rondrit van de nieuwe kampioenen door Amsterdam, aangeboden door de stedelijke middenstand. Ze werden vanuit het stadion naar het centrum gereden. ‘Aan deze rijtuigen vooraf ging een trommelcorps,’ zag de Gazet. ‘Deze stoet, besloten door een schare juichende supporters, beleefde een ware triomftocht. Duizenden, tienduizenden Amsterdammers omzoomden de straten, heel die lange weg vanaf het Olympisch stadion, langs het Gemeente-museum, Rijksmuseum, Leidseplein, tot op de Dam. En Amsterdam gaf zich, rond en spontaan.’
Gouden letters
In de Kalverstraat werden de voetballers op een podium geplaatst. “De datum 24 Juni staat met gouden letters geschreven inde annalen van Limburgia,” zei de heer Eisselstein, voorzitter van het comité Kalverstraat. Ook Amsterdam was trots, vervolgde hij, om deze voetballers te mogen ontvangen en geluk te mogen wensen. “En eigenlijk wel namens geheel voetbalminnend Nederland. Want dat elf mijnwerkers, van wie bijvoorbeeld Groen er al vijftien ondergrondse dienstjaren op heeft zitten, tot een dergelijke prestatie in staat zijn, mag een unicum heten.” Groen kreeg daarna een levensgrote krans om zijn nek.
“Een sprookje, een fantastisch sprookje,” zei clubvoorzitter Gerards in zijn eerste reactie. “Op sportgebied is dit de schoonste dag van ons leven. Wij hebben in de mijn hard gewerkt voor jullie, maar mocht het weer zeer koud worden, dan offeren wij ook dan onze Zondagen gaarne op.” Ook Groen dankte de duizenden Amsterdammers voor deze huldiging.
Merci
De verslaggever van De Gazet van Limburg wist inmiddels niet meer wat hij meemaakte. ‘Menig stoer Limburger welde de tranen inde ogen. Deze jubel gold immers niet zomaar Limburgia, dat het trotse Ajax met 6—0 had verslagen. Met dit warme, uitbundige vreugdebetoon werden zelfs niet alleen elf stoere mijnwerkers geëerd, die de hoogste voetbaleer in den lande voor zich hadden opgeëist. Neen, in deze hulde werden al die onverveerde kompels betrokken!’
Daarna vertrok Limburgia naar Brunssum voor de volgende huldiging. Een oude mijnwerker omhelsde daar één van de spelers. “Merci, jongen,” stamelde hij met tranen in de ogen. “Merci.”