Ooggetuige van de eerste voetbalwedstrijd op tv: ”Wij hebben onze ogen niet geloofd”
De Nederlandse televisie staat er vandaag niet bij stil dat exact 75 jaar geleden het eerste live-verslag van een voetbalwedstrijd werd uitgezonden. Sportgeschiedenis doet dat wél met een ooggetuigenverslag.

Camera’s bij PSV – Eindhoven. Foto Rolf Winterbergen via het Nationaal Archief
In Eindhoven is het allemaal begonnen. Op 10 september 1950 speelde PSV een competitiewedstrijd tegen Eindhoven, die door Philips als experiment via de televisie werd uitgezonden. Het verslag was alleen nog maar in de stad zelf te zien, maar al snel daarna groeide voetbal uit tot een populair tv-genre in heel Nederland.
Joris van den Bergh was 75 jaar geleden een vooraanstaande sportjournalist, die namens tijdschrift Sportief was uitgenodigd om als één van de weinige gelukkigen die eerste uitzending te bekijken. Hieronder zijn verhaal.
Het leek of Philips ‘n zonnetje uit zijn laboratorium had getoverd
Loodgrijze hemel
‘Zondag waren er gasten bij Philips en wij hadden het genoegen tot hen te behoren. Die gasten verzamelden zich in de bestuurskamer van P.S.V. onder de grote tribune waar het televisie-apparaat was opgesteld. En zeker geen der gasten zal van deze uitzending hoge verwachtingen hebben gekoesterd. Want in de eerste plaats had Sjoerd de Vrij [de perschef van Philips, jRRT] er de aandacht op gevestigd, dat het de eerste opname in de open lucht betrof en het dus een proef in het allereerste proefstadium gold, doch wijders waren de omstandigheden waaronder werd uitgezonden erg slecht.
Herinner U het triestige weer van Zondag. Uit loodgrijze hemel, die tot op de daken hing, viel een nare miesregen. Het was zó somber en zó naar, dat wel niemand aan behoorlijk fotograferen zal hebben gedacht. En daar zaten we dan met begrafenis-verwachtingen. Doch toen kwam er leven op het projectie-schermpje, dat zo groot is als een ontbijtbordje, we zagen de Philips televisie-vlag wapperen, we zagen een omroepstertje dat bij al dat slechte weer de zon op haar gelaat had, en toen klonk er ’n lekkere mars en marcheerde een muziekkapel langs de volle rangen van het gezellige P.S.V.-terrein, en toen verscheen de voorzitter van P.S.V., die verduveld sympathieke dingen zei ook aan het adres van de tegenstander „Eindhoven”, en toen klonk het fluitje van de scheidsrechter en zaten we midden in de voetbalwedstrijd.
Wij hebben onze ogen niet geloofd. Het beeld was perfect. Het leek of Philips de donkere luchten en de motregen in zijn zak had gestoken en ‘n zonnetje uit zijn laboratorium had getoverd. Zo klaar en helder was het beeld. En er was dan ook maar één waardering. Dit experiment is prachtig geslaagd. Voortreffelijk!
Voor ons is dit ’n beetje onbegrijpelijk. Want er waren slechts twéé camera’s in actie, en beiden bevonden zich, naast elkaar, op de kap van een auto die nabij de doellijn, en wel nabij de plaats waar de hoekschop wordt genomen, was geplaatst. Doch niettemin zagen wij haarfijn alles wat zich ginds bij het andere doel voordeed.
Wat men bij zo’n televisie-projectie van een voetbalwedstrijd mist is de sfeer en de kleurigheid. Maar overigens? Wij zullen iets zeggen: spel-technisch zie je het spel beter dan gezeten langs het veld. De televisie helpt de critici.
Het is er mee als met de radio. De goede luisteraar hoort bij de radio alle onvolkomenheden. Bij een televisie-uitzending van een voetbalwedstrijd zie je wat er aan het spel hapert scherper. Wij zagen zeer duidelijk overtredingen welke de scheidsrechter blijkbaar ontgingen, en bij het tweede doelpunt van P.S.V. riepen alle gasten die voor het televisie-apparaat zaten: hands! Maar het doelpunt werd toegekend.
Wij kregen geen grote indruk van het spel van beide ploegen; opbouw was er weinig, en van behoorlijk samenspel hebben we ook niet veel gezien. Wij niet, en het gros der gasten niet! En toen wij na afloop een goede kennis spraken — en een die 35 jaar voetbal achter de rug heeft en die de K.N.V.B. in enige functies diende — en die de wedstrijd van de tribune had gevolgd, toen was zijn oordeel veel milder dan van de gasten, die de strijd via het apparaat hadden gezien.

Sportjournalist Joris van den Bergh in 1952, foto H. van Duinen via het Nationaal Archief
Dood van de radio
Als het televisie-apparaat zich zal hebben ingeburgerd, dan betekent dit de dood van de radioverslaggever. De man van het ooggetuigeverslag kan dan wel inrukken. Want als hij begint: „Jantje speelt de bal naar Pietje”, dan weten wij door het televisie-apparaat allang, dat de bal reeds bij Keesje is. En de radioreporter, die dan zijn verslag wil kleuren met, nou ja! met ’n beetje fantasie, wordt uitgelachen.
Wat uit het beste radio-verslag niet mogelijk is, is uit een televisie-uitzending zeer goed mogelijk. Er is aan de hand van zo’n uitzending een verslag te schrijven, een goed verslag. En nu hebben wij nog maar een uitzending gezien via twee camera’s, opgesteld achter een en dezelfde doellijn. Wij veronderstellen de mogelijkheid van uitzendingen via vier of meer camera’s, opgesteld bij doellijn en zijlijn. Welke close ups zijn er dan mogelijk!
Reeds nu zagen wij perfecte. Alhoewel de wedstrijd allerminst ruw was, moest er nog al vaak voor (lichte) kwetsuren worden gestopt. De man van de camera, de heer De Vries, die wij hier gaarne ons compliment maken, was er dan als de kippen met zijn hele lens bij. Wij zagen scherper wat er aan de hand was dan de toeschouwers rond liet veld. De operateur had de drie doelpunten, die in deze wedstrijd zijn gemaakt, prachtig in zijn lens. Ooggetuigen (langs het veld) disputeren er nog wel eens over hoe het met ’n doelpunt precies is gegaan en of de bal houdbaar was of niet. Bij de televisie is elke discussie overbodig.’

