Op 19 mei 1972 won Ajax met 12-1 van Vitesse: een terugblik
Ajax heeft met 0-13 gewonnen van VVV – op de kop af tien jaar na de 10-0 bij PSV – Feyenoord. Daarmee is na 48 jaar het record van de grootste competitiezege aller tijden verbroken. Een terugblik met de hoofdpersonen.
Door Hans Janssen / De Ajacied
Het was niet uit leedvermaak dat fans van Vitesse graag hadden gezien dat PSV er op 24 oktober 2010 in het thuisduel met Feyenoord nog een schepje bovenop zou doen. Zodat de competitiewinst van de Eindhovense ploeg nog hoger zou worden dan de uiteindelijke 10-0.
Raar maar waar. De aanhang van Vitesse was het meer dan beu zat dat haar club al veertig jaar in de recordboeken staat. En dat allemaal, omdat Ajax op 19 mei 1972 de competitiewedstrijd tegen de Arnhemmers met 12-1 won.
Een score, die tot vandaag als de grootste competitiezege aller tijden geldt en als een der oudste records in het betaald voetbal. Dick Beukhof was de man die op de vrijdag voor Pinksteren 1972 het doel van Vitesse verdedigde. Hij beweert dat hij er geen enkele slapeloze nacht aan over heeft gehouden.
Hoezo vriendschappelijk?
Beukhof was die avond de vervanger van Gert Bals. De oud-doelman van Ajax was geblesseerd. Beukhof over dat gedenkwaardige duel in De Meer: “Twee weken later zou Ajax voor het tweede jaar op rij een Europacupfinale moeten spelen. Tegen Inter Milan. Ik dacht dat ze het tegen ons wel rustig aan zouden doen. Had eerder rekening gehouden met een soort van vriendschappelijke wedstrijd.
Aan ons zou het in ieder geval niet liggen: wij hadden geen elftal dat op dit niveau thuishoorde. Bovendien wilden we er best voor zorgen dat Ajax geen blessures zou oplopen. Ze gingen echter als gekken te keer. Misschien kun je het vergelijken met de afscheidswedstrijd van Johan Cruijff in 1978. Dat had ook een leuke pot moeten worden, maar het liep helemaal anders. Persoonlijk kan ik op een wedstrijd terugkijken, waarin ik goed had gekeept. Leuk was anders, maar ik heb me er nooit voor geschaamd”.
Vitesse wist niet dat de Ajacieden de bloemetjes letterlijk en figuurlijk buiten wilden zetten. Vóór de aftrap deelden de kampioenen ruikers uit aan het publiek. Een voorteken?
Achteraf bleek dat ze met elkaar een aantal doelstellingen hadden afgesproken. Zo wilden ze per se de competitie afsluiten met minstens honderd gemaakte doelpunten. De dubbel (landstitel en KNVB-beker) was al binnen. Voor de gasten uit Gelderland – onder leiding van Cor Brom, die jaren later als hoofdtrainer in Amsterdam aan de slag zou gaan en inmiddels is overleden – stond niets meer op het spel. Ze wisten dat ze na een jaar alweer zouden degraderen.
Uit het boek johan cruijff cupstukken 71/72: ‘Voor Cor Brom, de voormalig assistent van Rinus Michels, was het natuurlijk niet zo fijn dat wij de stand uiteindelijk opdreven tot 12-1. Aan de andere kant moesten er door ons nog wel enkele zaken geregeld worden. Door vier doelpunten werd ik op de topscorerslijst onbereikbaar voor Kowalik van Sparta; bovendien haalde Ajax door deze overwinning het hoogste puntentotaal dat ooit in de Nederlandse competitie in één seizoen bijeen werd vergaard (volgens de toen heersende twee-punten-regeling, red.). Drieënzestig punten uit vierendertig wedstrijden.’
Foto ANP/ Cor Out, via ANP Archief
Foutje in boek
Vóór aanvang van het treffen stond de doelpuntenteller bij Ajax op 92. Nog acht treffers te gaan dus voor de ‘centennial’. De helft was na precies 42 minuten bereikt, dank zij doelpunten van de twee Johannen. Zowel Neeskens als Cruijff scoorde tweemaal. Toen het binnen 6 minuten na de rust al 7-0 stond, tja, toen begonnen én de thuisclub en haar toeschouwers erin te geloven.
Niet meer dan zesduizend man waren getuige van deze historische avond. Er zijn thuisblijvers die het zichzelf nooit zullen vergeven dat ze dit duel gemist hebben. Het beetje publiek dat naar het stadion aan de Middenweg was gekomen, werd beloond voor zijn trouwe steun.
Wijlen Dick van Dijk werd eveneens op zijn wenken bediend Zijn teamgenoten wilden er alles aan doen om de spits een mooi afscheid te bezorgen. De van FC Twente afkomstige Van Dijk zou naar Nice vertrekken en toonde de Franse delegatie op de tribune zijn visitekaartje: drie doelpunten.
De aanvaller, die mocht spelen omdat Piet Keizer geblesseerd was, was niet de enige speler die een wens in vervulling zag gaan. Cruijff wilde dus topscorer worden en hij slaagde daar met verve in: de aanvoerder liet Beukhof viermaal kansloos. En maakte dus geen vijf doelpunten wat Bert Hiddema foutief vermeldt in zijn boek Cruijff! Van Jopie tot Johan.
Maar wie maakte die avond nu de honderdste treffer voor de succesformatie van succestrainer Stefan Kovacs? Dat was, na ruim een uur spelen, Gerrie Mühren. Vreemd is wel dat de Volendammer in zijn boek Voetbal is een feest de zaken anders ziet.
Een citaat: ‘Barry (Hulshoff, red.) scoorde het honderdste competitiedoelpunt. Vitesse werd het slachtoffer van onze dadendrang. We hadden voor die wedstrijd in Amsterdam 91 (92, red.) doelpunten geproduceerd. We liepen tegen de Arnhemse ploeg uit naar een voorsprong van 8-0. Toen moest nummer 9 nog in de touwen. Iedereen, behalve de doelman, stond in het strafschopgebied. Iedereen wilde de eer van die honderdste treffer voor zich opeisen.’
Waarom Mühren dit zei? Een vergissing van hem of auteur Theo Vaessen of gunde hij Hulshoff die eer, omdat ze boezemvrienden waren? Hoe het ook zij: wat Vaessen laat optekenen is geschiedvervalsing. Het was toch echt Mühren, die, via de paal, de 8-0 binnen schoot.
Duizendste
Desgevraagd vertelde Ajax’ toenmalige nummer 9 dat hij de totstandkoming van zijn mijlpaal niet meer zo goed kon herinneren. “Ik schijn hem heel beheerst in de hoek, over de keeper, te hebben geschoten. Wat ik zeker weet is dat we ons voorgenomen hadden om vol op de aanval te spelen om die honderd vol te maken. Het risico dat Vitesse dan tegen zou scoren, namen we op de koop toe. Dan zouden we er gewoon eentje extra maken.
We hadden zo’n fantastisch elftal toen. Iedereen kon aanvallen en verdedigen, zo verschrikkelijk beweeglijk was het allemaal. Tegenwoordig zou je zeggen dat we in een flow zaten.
En Vitesse, tja, dat had helemaal niets in te brengen. Natuurlijk was ik blij met mijn treffer, zeker omdat het publiek ons zo hartstochtelijk steunde. Maar persoonlijk bewaar ik de beste herinneringen aan een ander bijzonder doelpunt, dat ik in oktober 1968 maakte: dat was het duizendste van Ajax sinds de invoering van het betaald voetbal.
Het gebeurde in de thuiswedstrijd tegen Telstar, die we met 9-2 zouden winnen. Ik maakte eigenlijk deel uit van het B-elftal, dat tegen FC Twente moest aantreden. Rinus Michels, die toen onze trainer was, riep me echter terug omdat Keizer ziek was. Het werden mijn eerste negentig minuten in een officiële wedstrijd voor Ajax-één.
Dat op zich was al geweldig voor mij. Dat ik na drie minuten al scoorde was mooi meegenomen. Iedereen was door het dolle heen. Wist ik veel dat het om Ajax’ duizendste ging. Het was na een prachtige aanval, waarbij Cruijff volledig over de bal heen maaide en ik hem voor het inschieten had. Ik kreeg een staande ovatie. Als ik geweten had dat het zo’n feestdoelpunt was geweest, dan had ik mogelijk ook gemist.”
Terug naar Ajax – Vitesse. Mühren begrijpt niet waarom in zijn boek de eer van ‘nummer honderd’ aan Hulshoff werd toegeschreven. Hoe het ook zij: de verdediger pikte toch zijn doelpunt mee. Hulshoff was verantwoordelijk voor de 9-0. Zijn doelpunt was opmerkelijk: het was zijn zesde competitietreffer. Een soort van persoonlijk record voor deze centrumverdediger.
Dat Ajax ‘de honderd’ haalde, was niet zo opzienbarend. Sterker nog: het gebeurde al vier keer eerder. Maar de rood-witten waren in het treffen tussen de nummer één en de nummer laatst van de eredivisie onverzadigbaar en gingen door. Hulshoff scoorde dus eerst de 9-0, waarna Cruijff, Van Dijk en Neeskens de stand naar de monsterscore tilden. Ondertussen had Herman Veenendaal, bij een 9-0 stand, namens Vitesse wat tegen gesputterd. Oud-Ajacied Co Prins nam hem op zijn schouders, liep met hem als het ware een ererondje en het publiek beloonde de spits zowaar met een spontaan applaus. Een schrale troost voor de degradant.
Ook in de amateurtijd zette Ajax ooit de hoogste (competitie)score neer: Ajax – VUC eindigde in 1931 in …17-0. Ajax zou tot vandaag nooit meer de dubbele cijfers halen, wel wist het diverse keren in één wedstrijd negenmaal te scoren.
Stuy
Eén Ajacied hield een katerig gevoel over aan het ongelijke treffen met Vitesse. Keeper Heinz Stuy raakte in de nacht na de wedstrijd betrokken bij een auto-ongeluk, voor de tweede keer dat seizoen.
Aan de afsluitende competitiewedstrijd van een jaar eerder bewaarde Stuy ook al geen prettige herinnering. Scheidend trainer Rinus Michels zette hem in de uitwedstrijd tegen Go Ahead in de spits. Ajax, dat dat seizoen net naast de titel had gegrepen, maar even daarvoor wel voor het eerst de Europacup voor landskampioenen won, verloor in Deventer met 4-1. Wat erger was: bij een botsing met Stuy raakte Wim Suurbier zo geblesseerd dat hij aan zijn meniscus moest worden geopereerd. De verdediger stond in de fantasie-opstelling rechterspits. Vragen om problemen, zou je zeggen, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Voor de liefhebbers de opstelling van Ajax in de historische wedstrijd tegen Vitesse: Stuy; Suurbier, Blankenburg, Hulshoff en Krol; Haan, Neeskens en G. Mühren; Swart (46. Rep), Van Dijk en Cruijff.
PSV – Feyenoord
Nog één keer Beukhof over die wedstrijd: “Ik kan niet zo zitten met die nederlaag. Dit was echt geen normale wedstrijd. Wat Feyenoord bij PSV overkwam, is als speler veel erger. Bij dat duel stond tenminste nog wat op het spel.
Ajax had in mijn tijd een wereldelftal en won alles wat er maar te winnen viel. Vitesse had eigenlijk niets te zoeken in de eredivisie. Wij waren zelfs geen kampioen geworden in de eerste divisie. Hadden de promotie alleen maar te danken aan het feit dat er een club was weggevallen door de fusie van ADO en Holland Sport. Bovendien: het is al zo lang geleden en er is al zoveel over gezegd en geschreven in kranten en op internet. Het boeit me allemaal niet meer zo.”