Precies tachtig jaar geleden won ADO zijn eerste landstitel
Op 21 juni 1942 werd ADO landskampioen na een zege tegen AGOVV. Het is een hoogtepunt uit de Haagse sportgeschiedenis, waar de club zelf met dubbele gevoelens op terugkijkt.
ADO beleefde zijn sportieve hoogtepunt in de oorlogstijd met zowel in 1942 als 1943 de nationale titel. Toch heeft de club hiermee altijd geworsteld, blijkt uit een oude tekst op haar website over die periode. ‘De bekendste krachten van het elftal van trainer Wim Tap waren doelman Willem Koek (in het jaar van de eerste landstitel opgevolgd door Dolf Niezen), aanvoerder Herman Choufoer, Aad de Jong, Aad van Kampen, André Roosenburg, Rinus Loof, David Westhoven, de gebroeders Joop en Piet Eversteijn en Wim Neuteboom.’ Alleen de veelscorende spits Gerrit Vreken werd niet genoemd, omdat hij NSB-lid was.
Een verzetsheld als supporter
Eén van de grootste supporters van deze spits was Wim Dolleman, knecht in de bakkerij van de famile Vreken én lid van het verzet. Dolleman werd in 1912 lid van de Sociaal-Democratische Partij, het begin van een levenslange loopbaan bij revolutionair-socialistische organisaties. Het hele gezin Dolleman deed mee aan de politieke strijd: vrouw Meta Mater en zonen Andries (1919), Willy (1921) en Frans (1926). Officieel werd Willy op 1 mei geboren, maar omdat dat de Dag van de Arbeid is, werd zijn geboorte op 2 mei geregistreerd.
Henk Sneevliet was de belangrijkste politieke partner van Dolleman. Weinig mensen zullen honderd jaar geleden door meer geheime diensten in de wereld in de gaten zijn gehouden dan deze beroepsrevolutionair. Sneevliet was in 1921 aanwezig bij de oprichtingsvergadering van de Communistische Partij van China en merkte als eerste Mao Zedong op, de latere leider van China.[2] Hij was ook betrokken bij de oprichting van de communistische partij in Nederlands-Indië. In de jaren dertig nam de groep van Sneevliet Dolleman steeds meer stelling tégen het regime van Sovjet-leider Jozef Stalin. Om zich te onderscheiden van de Moskou-gezinde communisten noemden ze zich revolutionair-socialisten. De haat tussen deze groepen was zo groot dat een politieke vriend van Sneevliet en Dolleman bijna werd doodgeslagen door een communistische knokploeg.
De revolutionair-socialisten begonnen enkele jaren voor de Tweede Wereldoorlog al met de voorbereidingen op het ondergrondse verzet tegen het nationaalsocialisme, overtuigd van de politieke dynamiek die zou leiden tot een nieuwe oorlog. Meteen na de Duitse inval richtten ze inderdaad de eerste ondergrondse verzetsorganisatie in ons land in bezettingstijd op. Ze noemden zich MLL-front, vernoemd naar Marx, Lenin en Rosa Luxemburg. In de bakkerij van Vreken werden belastende politieke documenten vernietigd. Andries Dolleman: ‘Brullend verzwolg de haard enorme hoeveelheden gevaarlijk papier, terwijl vader bovendien nog grote pakken papier aan de oven in de bakkerij toevertrouwde.
Vanaf dat moment leidde Dolleman een dubbelleven als bakkersknecht en lid van het MLL-front. Verder was hij supporter van ADO, de club van Vreken. Samen met zoon Frans bezocht hij elke thuiswedstrijd. ‘Verschrikkelijk vond ik dat,’ zei Frans later. ‘Ik heb daarna altijd de pest aan voetbal gehad.
Buitenwerken
ADO werd zo de gedeelde liefde van Dolleman en Vreken, maar op politiek gebieden konden de verschillen niet groter zijn . De voetballer werkte eerst voor de Arbeidsdienst, een aan de Duitsers gelieerde organisatie, en werd daarna lid van de NSB. Die keuze voor de Arbeidsdienst had niets te maken met een politieke overtuiging, maar ontstond volgens hemzelf uit pure nood. In 1942 hoorde hij dat hij naar Duitsland moest voor werk in een fabriek, waarna een NSB-er onder de ADO-fans hem de tip gaf om in Drenthe bij de Arbeidsdienst te werken. ‘Je hebt niets geen geweer,’ zei Vreken in 2003, ‘geen revolver, er is niets van dat bij. Het enige wat je had, was een schop. Een soort sociale dienstplicht. Ik was er helemaal niet tegen. Ik hield erg van buitenwerken. Als ik naar Duitsland was gegaan, had ik niet gevoetbald. En de Engelsen en de Amerikanen bombardeerden die fabrieken in Duitsland, omdat ze er misschien bommen maakten.’ Vreken had ook nog eens het geluk dat zijn baas uit Den Haag kwam en hem kende als die snelle spits. ‘Want hij ging ook naar ADO kijken.’ De voetballer kreeg daarom elk weekend opnieuw toestemming om zich bij zijn elftal te melden voor de competitiewedstrijden.
In zijn tweede jaar in Drenthe sloot hij zich aan de NSB: ‘Of ik moest uit de Arbeidsdienst of ze stuurden me naar Duitsland.’ Vreken werd sympathiserend lid, waarmee zijn naam niet in het stamboek van werkende leden van de partij werd geplaatst. Een sympathiserend lid betaalde wel contributie, maar deed niet mee aan de dagelijkse werkzaamheden. Voor de naoorlogse rechtsspraak was dat een belangrijk onderscheid. Vreken was wel zo dom om het NSB-speldje te dragen, dat bij die status paste.
Van dat NSB-speldje heeft ook ADO decennialang last gehad, omdat dit enigszins leek op dat van de club zelf. Het clubspeldje was een omgekeerde driehoek met de punt naar beneden in de kleuren rood en groen; dat van de nationaalsocialisten was in zwart en rood met de punt naar boven. In aanloop naar een kampioenswedstrijd tussen Heerenveen en ADO in de zomer van 1943 leidde dat tot ruzie tussen Haagse en Friese supporters. Om verder gedoe te voorkomen hebben veel ADO-supporters daarna hun clubspeld afgedaan, maar het misverstand bleef bestaan. Een halve eeuw ná de Bevrijding werd de complete Haagse ploeg van 1943 door het Nieuwsblad van het Noorden omschreven als ‘een Hitler-ploeg’. De toenmalige doelman Niezen was razend, omdat hij nooit iets met de NSB te maken had gehad.
Dat speldje van Vreken heeft daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan al die misverstanden, waardoor zijn naam tot diep in de volgende eeuw werd verzwegen bij zijn eigen club. Dat het allemaal niet zo makkelijk lag, maakt de aanwezigheid van Dolleman in de Haagse bakkerij wel duidelijk. In een zwart-wit-wereld was de verzetsman onmiddellijk aangegeven door de NSB’er Vreken, maar dat is nooit gebeurd: ‘Dolleman was een hele aardige man.’
Doodstraf
Het liep slecht af met Dolleman, want in de nacht van 1 op 2 maart 1942 bestormden gewapende Duitse soldaten zijn huis voor een verhoor van vijf uur en wegvoering naar een Amsterdamse cel. ‘Onze Wim is niet gekomen,’ zei zijn vrouw de volgende ochtend in de bakkerij, ‘want de Duitsers hebben hem gegrepen.’ Ook Sneevliet en bijna alle andere leden van het MLL Front waren gepakt. Op 13 april 1942 stonden ze voor het vuurpeloton, op precies dezelfde dag dat Vreken met ADO de afdelingstitel won. Het was een vreselijk verwarrende dag voor de bakkersfamilie met een kampioensfeest en rouw. Beide gebeurtenissen stonden op de voorpagina van De Haagsche Courant van 13 april 1942. Rechtsboven kopte het blad ‘A.D.O. weer kampioen’ en linksonder ‘Doodstraf voor saboteurs’.
Na de oorlog ontnam de ADO-zuiveringscommissie Vreken voor één jaar zijn lidmaatschap, wat de lichtste straf was van alle veroordeelde clubleden. Het is ook heel opvallend dat zijn naam niet werd vermeld op de lijst met gezuiverde sporters van de Commissie voor de Zuivering van de Sport. Het maakte van hem een licht geval, zo oordeelde ook Hans Blom in 2003 als directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.