Precies vijftig jaar geleden won FC Wageningen de eerste periodetitel ooit
Precies vijftig jaar geleden won FC Wageningen de eerste periodetitel in de Eerste Divisie en plaatste zich zo voor de nacompetitie. Deze briljante competitieopzet was bedacht door Ab Wit, nota bene voorzitter van FC Wageningen.
FC Wageningen in 1971 tegen GVAV. Foto via het Nationaal Archief
Op 25 april dit jaar overleed Ab Wit, 93 jaar oud. Tussen 1962 en 1981 was hij voorzitter van WVV Wageningen, sinds 1978 FC Wageningen. In 1972 kwam hij met een voorstel om de Eerste Divisie te redden van de dreigende ondergang vanwege een toenemend gebrek aan bezoekers en media-aandacht. Zijn idee van periodekampioenschappen en een nacompetitie heeft die ondergang daadwerkelijk kunnen voorkomen. Daarom is er nu een idee voor een borstbeeld.
Tweede Divisie
De Eerste Divisie werd in 1956 opgericht, samen met de Eredivisie en de Tweede Divisie. Aanvankelijk bestond de Eerste Divisie uit twee regionale competities, met de mogelijkheid om te degraderen naar de Tweede Divisie. In 1962 werden die twee verschillende competities samengevoegd.
Na het seizoen 1970-71 werd de Tweede Divisie afgeschaft als onderdeel van een grote sanering van de KNVB om het aantal profclubs van 53 terug te brengen tot 36. De KNVB vond die noodzakelijk, omdat er te veel profclubs waren met grote financiële problemen, vooral in de Tweede Divisie. De bond verwachtte dat de 600.000 toeschouwers van het laatste seizoen van de Tweede Divisie terug zouden keren in de stadions van de Eerste Divisie.
In de nieuwe opzet vanaf het seizoen 1972-1973 was er alleen nog een Eredivisie en Eerste Divisie. Daarmee verviel de mogelijkheid voor de clubs in de Eerste Divisie om te degraderen. Het enige waarvoor nog werd gespeeld, was het kampioenschap, dat recht gaf op directe promotie naar de Eredivisie.
Crisis betaald voetbal
Dit eerste seizoen in de Eerste Divisie verliep dramatisch, waarbij enkele verschillende problemen elkaar versterkten. Om te beginnen liep de publieke belangstelling voor het complete Nederlandse profvoetbal terug, zowel in de Eredivisie als Eerste Divisie. Deze algemene trend werd onder meer veroorzaakt door de enorme krachtverschillen tussen enerzijds Ajax en Feyenoord en anderzijds de rest van de Eredivisie. Waar we nu de voetbalsuccessen van deze clubs van begin jaren 70 zien als een hoogtepunt uit onze sportgeschiedenis, was dat in de tijd zelf een grote bedreiging voor het voetbal.
De verschillen tussen Ajax en Feyenoord en de rest waren zo groot, dat de meeste tegenstanders met een zeer negatieve instelling speelden, om te voorkomen dat ze werden vernederd. Het publiek kreeg daardoor steeds minder zin om te kijken. Het zorgde voor ‘een onrustbarende daling’, schreef de Telegraaf in vergelijking tot vorige seizoenen, een terugval van honderdvijftigduizend bezoekers in vergelijking met het eerdere seizoen. Het was zelfs een dieptepunt in de geschiedenis van het betaalde voetbal. Nooit eerder lag hier het gemiddelde toeschouwersaantal per wedstrijd onder de 14.000, zoals in 1971-1972.
Deze negatieve spelopvatting was ook toonaangevend in de Eerste Divisie, wat nog erger werd door de onmogelijkheid om te degraderen. Nog vóór de winterstop wist al meer dan de helft van de deelnemende clubs dat ze geen kampioen konden worden en niet meer konden degraderen, waardoor er niets meer was om voor te spelen. Het publiek haakte af, waardoor ook de sportpers er geen aandacht meer aan besteedde. De Eerste Divisie in de nieuwe opzet viel in een zwart gat en leek daarmee kansloos.
De 300.000 toeschouwers uit de Tweede Divisie van een jaar eerder keerden dan ook niet terug bij de wedstrijden in de Eerste Divisie, zoals verwacht. Integendeel, het probleem van de Tweede Divisie was verlegd naar de Eerste Divisie. De Volkskrant was daarom pessimistisch: ‘Als de maatstaven van vorig jaar worden aangehouden zal in juli opnieuw het saneringsmes moeten worden gehanteerd.’
Deze krant hield een enquête onder de clubs in de Eerste Divisie met schrikbarend resultaat. Op de helft van het seizoen 1971-1972 lag het gemiddeld aantal toeschouwers per wedstrijd ongeveer op 3900. Bij zes clubs was de situatie helemaal dramatisch: HVC (2600), Volewijckers (2500), Helmond Sport (2300), Blauw Wit (2100) en Willem II en DFC (beiden slechts 2000).
De enige zes clubs zonder problemen waren Haarlem, Roda JC, Heerenveen, AZ ’67, Eindhoven en Wageningen – precies de clubs die tijdens de winterstop nog uitzicht hadden op een kampioenschap en daarmee promotie. Voorzitter T. Brouwer van FC Utrecht vatte het probleem goed samen: “Alleen met het brengen van een uitstekend kijkspel zullen we het publiek blijven trekken. Publiek waarop het betaalde voetbal moet draaien, ondanks alle subsidies en inkomsten uit toto-gelden waarop wordt gerekend.”
In paniek werden nieuwe plannen verzonnen om een dreigende ondergang van de Eerste Divisie te voorkomen. Er kwam een KNVB-commissie voor een doorstromingsplan. Er was een idee voor een overgangsklasse met een mix van profclubs en top-amateurclubs, meteen onder de Eerste Divisie. Een andere idee was om de amateurkampioen te laten overstappen naar de Eerste Divisie, terwijl de laatste van de Eerste Divisie naar de amateurs zou degraderen. Het bleek allemaal onhaalbaar.
Plan Wit
In februari 1972 was er daarom een spoedvergadering van de clubs in de Eerste Divisie. Zij spraken over Plan Wit, vernoemd naar Ab Wit, voorzitter van FC Wageningen, ook spelend in de Eerste Divisie. Hij kwam met het voorstel om de competitie te verdelen in vier secties van tien wedstrijden met aan het einde een periodekampioen. Na afloop van de competitie spelen die vier teams een nacompetitie met directe promotie naar de Eredivisie als inzet. Dat betekent dat alle clubs om de tien wedstrijden opnieuw kans hebben om zich hiervoor te plaatsen. Het loont daarom om het hele seizoen offensief voetbal te spelen. De periodekampioenen hebben in die nacompetitie ook nog eens extra thuiswedstrijden, die goed worden bezocht.
Alle clubs waren groot voorstander. Dat bleek hard nodig, want op 12 maart 1972 waren slechts 28.800 toeschouwers naar de tien wedstrijden in de Eerste Divisie geweest: een gemiddelde van 2.880 per wedstrijd! De sanering was een complete flop. In mei 1972 namen de profclubs daarom definitief het besluit om Plan Wit in te voeren.
Succes
Het seizoen 1972-1973 was daarmee het eerste met periodekampioenen en een nacompetitie – exact een halve eeuw geleden. Op 1 oktober 1972 werd nota bene het FC Wageningen van Ab Wit de eerste periodekampioen uit de geschiedenis! Halverwege het seizoen werd er licht positief gereageerd op de innovatie, omdat nog niet alle clubs stijgende bezoekersaantallen hadden gezien. Uit een enquête van het AD bleek dat dit alleen was gebeurd bij de clubs die in de voorgaande maanden hadden gestreden om een periodetitel en/of hoog in het algemeen klassement stonden. Verder snapte een groot deel van het publiek nog niet precies hoe de nieuwe opzet precies werkte. ‘Algemeen echter wordt het systeem wel toegejuicht, omdat er wel meer spanning is voor de ploegen zelf.’
De echte balans werd opgemaakt aan het einde van het seizoen, waarbij er sprake was van een groot succes. Waar de Eredivisie opnieuw minder toeschouwers had getrokken, was deze dalende trend in de Eerste Divisie doorbroken. De wedstrijden in de nacompetitie hadden gemiddeld 10.000 bezoekers getrokken. Over een heel seizoen was er ongeveer één miljoen gulden extra omgezet, in onze tijd te vergelijken met bijna 2 miljoen euro.
Los daarvan was er sprake geweest van zeer boeiend competitieverloop met inderdaad vier keer strijd om de periodetitel. Daarmee kwam er meer media-aandacht en zodoende meer bekendheid en was de Eerste Divisie geen vergeten competitie meer.
Het eindoordeel van NRC Handelsblad was daarom lovend: “Het plan-Wit biedt meer mogelijkheden dan de ontwerper ervan wellicht ooit voor mogelijk heeft gehouden.” En dat zei Wit zelf ook in gesprek met deze krant: “Dit eerste seizoen met de vier periodekampioenen heeft aangetoond dat we in de Eerste Divisie procentueel niet harder achteruit holden dan in de Eredivisie, dat we ook niet in gelijke mate de greep op het publiek verloren, dat we al evenmin procentueel minder zakten dan in de Eredivisie, dat we zelfs niet alleen de teruggang in de publieke belangstelling konden afstoppen, maar dat we ten opzichte van het vorige seizoen méér toeschouwers trokken. Een vijfvoudige gelukwens eigenlijk.”
Precies vijftig jaar later is de conclusie dat Wit de Eerste Divisie heeft gered van de ondergang na de grote sanering van 1971. Vooral in de provincie is nacompetitievoetbal een gouden greep gebleken, oordeelde de Volkskrant in 1995, wat Wit beaamde. “In Doetinchem of Leeuwarden is men natuurlijk niet verwend met topvoetbal. Zodra er echt iets op het spel komt te staan, zie je dat in zulke steden het voetbal enorm gaat leven.”
Als enige bleek Wit zo in staat om een oplossing te vinden voor een gigantisch probleem, waar zelfs de KNVB geen antwoord op had. In de jaren daarna kreeg hij dan ook keer op keer lof voor zijn innovatie. De legendarische scheidsrechter Frans Derks bijvoorbeeld gaf in 1974 in het Parool alle eer aan de bedenker: “Ik wil hier nog eens een pluim op de hoed van voorzitter Wit van Wageningen steken.” In 1989 zei Wit zelf: “Dat het na zoveel jaren nog steeds zo’n succes is, doet mij goed. Inderdaad, ik zit ieder jaar toch weer met bijzondere belangstelling naar de nacompetitie te kijken. Het is en blijft je geesteskind.”
Precies een halve eeuw later is er een initiatief in Wageningen voor een borstbeeld voor Wit. En dat is een heel mooi idee vanwege al het werk dat hij heeft gedaan voor de sport, al helemaal voor de redding van de Eerste Divisie. Zonder hem was het bestaansrecht van de Eerste Divisie serieus in gevaar gekomen, en daarmee het hele profvoetbal. Tot in onze tijd functioneert dit systeem van periodekampioenen met de bijhorende nacompetitie, ook al zijn er wijzigingen doorgevoerd.