Voetballer André Kamperveen was één van de slachtoffers van de Decembermoorden
De rechtbank in Suriname komt met een eindvonnis over de Decembermoorden. Voetbalpionier André Kamperveen was één van de slachtoffers.
André Kamperveen in 1948. Foto via Ajax Erfgoed
De Nederlandse scheidsrechters Henk Weerink en Leo van der Kroft waren op 7 december 1982 in Paramaribo. Ze spraken met André Kamperveen over het Nederlandse en Surinaamse voetbal. “Tot over veertien dagen,” zei Kamperveen bij het afscheid, “want dan heb ik een vergadering van de FIFA in Zürich. Daarna wil ik de wedstrijd tussen Nederland en Malta bekijken.”
Het Surinaamse elftal
Het is geen toeval dat Kamperveen zulke goede contacten had met Nederlandse voetballers, want al in 1948 maakte hij met het Surinaamse elftal een toer door ons land. Hij was één van de meest opvallende spelers, geboren op 28 september 1924.
Dit team stond onder leiding van Wim de Bois, die toen de coach van DFC uit Dordrecht was. Pas in Paramaribo maakte hij kennis met zijn selectie, waarover hij aangenaam was verrast. ‘Het tropisch klimaat heeft een gunstige invloed op de souplesse van het spierenstelsel,’ schreef hij in het blad van Ajax. ‘In doorsnee zijn de spelers leniger dan de meeste Hollandse spelers.’ Kamperveen had hij inmiddels ontmoet: ‘Een knaap die iedere spil veel werk bezorgt.’
Met deze voetbalreis wilde de Surinaamse Voetbalbond (SVB) een einde maken aan een diepe crisis. ‘Alle jonge mannen waren opgeroepen voor hun dienstplicht,’ schreef Gerard van der Schroeff hierover in een terugblik, in die moeilijke jaren voorzitter van de SVB. Belangrijke spelers als Richard de Clerq, Hein Leeuwin, René Nelom en Desi Samson waren gemobiliseerd. De enige club die enigszins functioneerde, was de Militaire Voetbal Vereniging. Zij organiseerde wedstrijden in Paramaribo om publiek te trekken. Kamperveen speelde daar toen ook.
Het nationale team kwam in die oorlogsjaren bijna niet in actie. Het sportieve herstel daarna verliep dramatisch, bleek in 1946 tijdens een vijflandentoernooi met Feyenoord, Columbia, Aruba en Curaçao. Tegen Colombia werd het nog 1-1, maar in de volgende drie wedstrijden scoorden de tegenstanders maar liefst 22 keer! Een uitnodiging van de KNVB om naar Nederland te komen, bracht nieuw perspectief, ook omdat die bond de kosten op zich nam.
Hechte band
De Surinaamse spelers reisden twee maanden door Nederland voor een aantal wedstrijden. De eerste aftrap was op 4 augustus in het Olympisch Stadion met Ajax als tegenstander. Clubvoorzitter Marius Koolhaas sprak vooraf eerst zijn gasten toe: “In het jaar, dat onze geëerbiedigde Koningin haar 50-jarig jubileum vierde, is door middel van de sport een hechte en onbreekbare band in het belang van Suriname en Nederland gesmeed.” Morris Wijngaarde was het daar namens de Surinaamse delegatie helemaal mee eens: “Wij hopen op onze eigen bescheiden wijze mee te werken tot het smeden van een hechte en onbreekbare band in het belang van Nederland en Suriname.”
Onder de 16.000 toeschouwers zaten veel notabelen, zoals minister Götzen van Overzeese Gebiedsdelen en Jan Buiskool, de waarnemend Gouverneur van Suriname. Alle aanwezigen waren diep onder de indruk van de entree van de bezoekende ploeg, gegroepeerd rond een grote Surinaamse vlag.
Zelfs Ajax was er even van in de war, want binnen twintig minuten stond het al op een achterstand. Kamperveen bezorgde zijn tegenstanders inderdaad veel werk, precies zoals De Bois al had voorspeld. Hij maakte het tweede Surinaamse doelpunt, waarop de waarnemend Gouverneur uitbarstte in een explosie van vreugde. ‘Zelfs de anders zo kalme mevrouw Buiskool had een kleur als een rode biet,’ meldde dagblad De West.
In totaal bezochten ongeveer 75.000 mensen de zeven wedstrijden, die door heel het land werden gespeeld. De Surinamers hanteerden een speelwijze, die totaal afweek van het Nederlandse voetbal. Quick uit Nijmegen had amper antwoord op ‘zulk een snelheid en goed combinatievermogen,’ aldus Het Nijmeegsch Dagblad. ‘Een compliment aan ’t adres van hun Hollandsche trainer De Bois.’
Het absolute hoogtepunt voor de Surinaamse spelers was de officiële inhuldiging van koningin Juliana. Op 6 september kreeg zij in het Olympisch Stadion een huldebetoon van de Nederlandse sport. Juliana werd daar toegesproken door Fanny Blankers-Koen als de nieuwe nationale held, een maand eerder winnaar van vier gouden olympische medailles. Het Surinaamse elftal kreeg de eer om als laatste het veld betreden, waarbij het een staande ovatie kreeg van de tienduizenden toeschouwers.
Kamperveen stond zo aan het begin van de Surinaamse invloed op het Nederlandse voetbal. De toer van 1948 was het begin van deze gedeelde voetbalgeschiedenis.
Het Surinaamse elftal bij Be Quick. Afbeelding uit de collectie van Be Quick
Opleiding
Kamperveen kwam in 1954 opnieuw naar Nederland voor een studie aan het CIOS in Overveen voor sportleider. Ondertussen speelde hij als rechtsbinnen bij de eersteklasser Haarlem en was zo de eerste Surinamer bij een Nederlandse profclub. Begin 1957 keerde hij terug naar Suriname met verschillende sportdiploma’s op zak.
Vanuit Paramaribo speelde hij een belangrijke rol. Zo bracht hij in 1957 Haarlem in contact met Paul Degenaar van Voorwaarts en André Kilian van Robin Hood. Met succes, want nog diezelfde zomer gingen ook zij naar Nederland.
In de decennia daarna, zo somde sporthistoricus Guno Hoen op in zijn boek Onze Sporthelden deel 2, was Kamperveen onder meer trainer van Transvaal, bondscoach en voorzitter van de SVB. In de internationale voetbalwereld was hij een bekend gezicht bij de Concacaf, de voetbalfederatie voor Noord-Amerika, Centraal-Amerika en de Caraïben. Hij was tevens vicevoorzitter van de FIFA.
Het was ook in de hoedanigheid als FIFA-bestuurder dat Kamperveen op 7 december 1982 nog een gesprek had met scheidsrechters Weerink en Van der Kroft. Enkele uren later werd hij opgepakt als tegenstander van het militaire regime.
Vlak voor hun vertrek vanaf het vliegveld in Paramaribo hoorden Weerink en Van der Kroft dat Kamperveen was gefusilleerd als één van de vijftien slachtoffers van de Decembermoorden.