Voorspelling voor 2040: voetbalwedstrijden op echt gras worden de uitzondering
Oktober is de Maand van de Geschiedenis met als thema natuurlijk. Met behulp van een voorspelling uit 1926 zien we dat er steeds minder voetbalwedstrijden op natuurlijk gras worden gespeeld.

Kunstgras bij AFC in Amsterdam in 2004. Foto Doriann Kransberg via het Stadsarchief Amsterdam
Voetbal hoort op echt gras te worden gespeeld, maar dat wordt wel steeds moeilijker – vooral in de grote steden.
Dagblad Trouw voorspelde eind 1969 dat Ajax en Feyenoord binnen enkele jaren hun Europese wedstrijden op kunstgras zouden spelen
Een groen tapijt van kunstgras
De eerste voorspelling van voetbalwedstrijden op kunstgras was al in 1926 – 99 jaar geleden! De Indische krant De Sumatra Post plaatste dat jaar een toekomstvoorspelling over 1976.
‘Die velden van thans! Neen, ook dat hadden wij vroeger nooit kunnen droomen, dat die zoo geperfectionneerd konden worden. Op dit speelveld zou men inderdaad hebben kunnen biljarten. Niet de minste oneffenheid. En de paar die d’r door het spelen opkwamen, werden in de pauze met de electrische wals weer teniet gedaan. En geen zwart plekje heb ik in ’t groene tapijt van kunstgras kunnen ontdekken. Deze tegelvloeren met kunstzoden, we kenden ze vroeger niet.’
Die voorspeller verdient een bloemetje, want hij zat er maar twee jaar naast. In 1978 kreeg EVV Eindhoven namelijk toestemming van de Brabantse onderbond van de KNVB om te spelen op een voetbalveld van kunstgras, bedoeld als experiment om ervaring op te doen. Er werd wel nadrukkelijk bij gezegd dat er op korte termijn geen toestemming zou komen voor kunstgras in het betaald voetbal of de hogere amateurklassen.
In datzelfde jaar speelde het Nederlands amateurelftal in Dubai een wedstrijd tegen de Verenigde Arabische Emiraten op kunstgras, wellicht als eerste Nederlandse voetballers ooit in een officiële wedstrijd. De Nederlanders speelden zeer onwennig op dit terrein en liepen de nodige blessures op.
Eerste kunstgrasvelden
Het verschijnsel kunstgras was in de jaren zestig onder de naam astroturf overgewaaid vanuit de Verenigde Staten naar onze kant van de oceaan. In diezelfde tijd toonden clubs als Ajax en Feyenoord belangstelling voor deze innovatie. Dagblad Trouw voorspelde eind 1969 zelfs dat deze clubs binnen enkele jaren hun Europese wedstrijden op kunstgras zouden spelen. ‘In ieder geval wordt er achter de schermen reeds hard aan gewerkt, dat het eenmaal zover komt.’
De Sumatra Post bleek toch beter in voorspellen, want Ajax en Feyenoord spelen nog steeds niet op kunstgras.
De eerste profclub die trainde op kunstgras was NEC uit Nijmegen, vervaardigd van polypropeen. ‘Zij waren van mening dat de speltechniek op deze kunstgrasmat overeenkomt met die op een natuurlijke grasmat,’ zo meldde Het Parool op 6 juni 1970. ‘Ook met kleinere proefvelden in Enschede, Oldenzaal, Zwolle en Driel, heeft men goede ervaringen opgedaan.’
Den Haag
In de tweede helft van de jaren zeventig zorgde de doorbraak van het kunstgras bij het hockey voor groeiende interesse bij het voetbal. FC Utrecht bijvoorbeeld organiseerde in februari 1979 een minitoernooi voor profclubs op een kunstgrasveld bij het nabijgelegen Kampong, samen met FC Den Haag, Go Ahead Eagles en NEC. Utrecht won door NEC met 3-1 in de finale te verslaan.
Er waren ondertussen nog steeds geen voetbalvelden op kunstgras, zodat hockeyvelden het beste alternatief waren. Voor de minder vermogende clubs was dat weliswaar al een goede vervanging tijdens de winterstop voor dure reisjes naar zonnige oorden, maar het bleef behelpen.
Het was voor Den Haag in 1981 aanleiding om bij de clubs Gona en HMSH aan de Vrederustweg als eerste Nederlandse gemeente een voetbalveld van kunstgras aan te leggen. Het werd zelfs een heus samenwerkingsproject tussen gemeente, de ministeries van Economische Zaken en Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) en de fabrikant. Verder kwam er een begeleidingscommissie met ook nog vertegenwoordigers van de NSF (Nederlandse Sport Federatie, toen nog los van het NOC) en de KNVB.
Den Haag werd in mei 1982 nog net ingehaald door Papendal met een gemengd hockey- en voetbalveld met kunstgras, ook bedoeld als experiment. Vier maanden later openden de ministers Terlouw van Economische Zaken en De Boer van CRM het Haagse veld bij Gona en HMSH. De openingswedstrijd ging tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse Sportfederatie, de KNVB, ambtenaren en medewerkers van de bedrijven.
Hoe drukker, hoe kunstgras
In 2017 toonden kaarten in De Bosatlas van het Nederlandse voetbal aan dat er in het huidige voetbal een direct verband bestaat tussen de verstedelijking van een gemeente en het percentage kunstgrasvelden in dat gebied. Kort samengevat: hoe meer mensen er in zo’n gebied wonen, hoe hoger het aandeel van kunstgras op de gemeentelijke voetbalvelden.
In relatief dunbevolkte gebieden als de Achterhoek of delen van Friesland is simpelweg meer ruimte beschikbaar, waardoor er ook meer grasvelden worden gebruikt. In een verstedelijkte omgeving wonen méér mensen, die de bestaande velden veel intensiever gebruiken – zowel voor wedstrijden als trainingen. Echt gras kan dit intensieve gebruik niet aan en kunstgras wél.
De opkomst van kunstgras in het amateurvoetbal is dan ook razendsnel verlopen. In 2000 werd het nog amper gebruikt, maar slechts vijftien jaar later ging het om één op de vijf velden. In de zeer verstedelijkte gebieden is dat zelfs één op de drie, tegen slechts één op de twaalf in provincies als Groningen en Friesland – allemaal volgens de cijfers van 2017.

Kaart uit 2017 via De Bosatlas van het Nederlandse voetbal
Nog meer kunstgras
Het kan bijna niet anders dan dat het gebruik van nóg meer kunstgrasvelden de toekomst van het voetbal is. Anders is het bijna niet meer mogelijk om deze sport in grote steden te beoefenen, zo toont onder meer het onderzoek Benodigde ruimte voor sport in 2040 aan, opgesteld door Remco Hoekman, Karin Wezenberg-Hoenderkamp en Koen Thijssen, namens het Mulier Instituut.
De druk op sportlocaties in verstedelijkt gebied zal in de komende vijftien jaar alleen maar toenemen. Als voorbeeld worden Groot-Amsterdam en de regio Delfzijl in dit onderzoek met elkaar vergeleken.
In Amsterdam blijft de komende jaren de bevolking groeien, waar die in Delfzijl zal afnemen. ‘Lokaal kan de druk op accommodaties een stuk meer toenemen dan het landelijk gemiddelde,’ merken de onderzoekers daarom op over de hoofdstad. ‘Zo stijgt de druk op sporthallen bijvoorbeeld met 12,5 procent in Groot-Amsterdam ten opzichte van 3 procent landelijk.’
Hetzelfde zullen we zien bij voetbalvelden, zodat we ervan uit moeten gaan dat het gebruik van kunstgras alleen maar zal toenemen. Zo slecht was die voorspelling uit 1926 dus niet. En wie een beter plan heeft, mag het meteen zeggen.

