Vriendelijk verzoek aan alle voetballers: kunnen jullie gewoon Nederlands praten?
Franse taalbeschermers hebben een woordenlijst gemaakt om Engelse begrippen bij computergames te vervangen door woorden uit de eigen taal. Iets vergelijkbaars gebeurde in de 19e eeuw in het Nederlandse voetbal. ‘Men ziet soms dreumesen, als een vuist zo hoog, Engelse woorden radbraken, zodat zij weinig meer zijn dan zinloze klanken.’
Voetbal in Haarlem eind 19e eeuw. foto via het Noord-Hollands Archief
Het oudste voetbalwoordenboek in de Nederlandse taal bleef honderd jaar onopgemerkt. In 1914 bundelde taalkundige Jac. van Ginneken enkele honderden begrippen uit deze sport om die op te nemen in het tweedelige werk Handboek der Nederlandsche Taal, maar zag er op het laatste moment toch vanaf. Zijn aantekeningen verdwenen in een uithoek van het archief van het Meertens Instituut, waar taalkundige en sporthistoricus Jan Luitzen deze precies honderd jaar later herontdekte.
Het was een bijzondere en belangrijke vondst, want er viel Luitzen iets op: het taalgebruik in het Nederlandse voetbal was in de eerste decennia van zijn bestaan ingrijpend veranderd. De eerste voetbaltermen van rond 1875 waren bijna allemaal Engels, maar in het overzicht van Van Ginneken stonden ook veel Nederlandse begrippen. De voetbaltaal was zichtbaar geëvolueerd van voornamelijk Engels naar voornamelijk Nederlands. Aangezien in diezelfde periode voetbal aanzienlijk populairder was geworden, lijkt er een verband te bestaan tussen de gesproken taal bij het voetbal en het groeiende aantal beoefenaars en toeschouwers.
En dat klopt, schreef De Nieuwe Taalgids al in 1914, nota bene in hetzelfde jaar dat Van Ginneken zijn voetbalwoordenverzameling aanlegde. ‘Als een sport populair wordt, worden die woorden als Nederlands eigendom beschouwd, of door Nederlandse vervangen. De vernederlandsing van klank en accent is een natuurlijk proces; de vertaling of vervanging geschiedt deels onopzettelijk.’
Met andere woorden: hoe populairder een sport, hoe méér Nederlandse woorden er worden gebruikt. Het is een wijsheid, die in ieder geval bij voetbal en cricket duidelijk opgaat. Bij een sport als cricket tenslotte is weinig veranderd in het taalgebruik, want dat steunt al anderhalve eeuw op begrippen als batsmen, runs en century. Geen buitenstaander die daar iets van begrijpt terwijl voetbalbegrippen als strafschop, hoekschop en scheidsrechter inmiddels onderdeel uitmaken van onze collectieve woordenschat.
Wat is er dan bij het voetbal gebeurd vanaf de introductie in Nederland tot aan het vergeten voetbalwoordenboek uit 1914? Waarom is de voetbaltaal in die tijd vernederlandst en de crickettaal niet? Daarvoor moeten we terug naar de jaren 80 van de 19e eeuw.
Football en voetbal
Zowel cricket als voetbal is een Brits exportproduct uit de IJzeren Eeuw. Cricket kwam als eerste naar Nederland, want deze sport werd in 1845 bekend op jongensinternaat Noorthey in Voorschoten, waar jongens uit de allerhoogste sociale milieus hun opleiding kregen. Deze jongemannen vonden die balsport erg leuk en bleven er de rest van hun leven bij betrokken – in eigen besloten kring. Het gebruik van de Engelse uitdrukkingen werd grotendeels gehandhaafd, mede om sociale afstand te houden van de buitenwereld.
Voetbal werd pas enkele tientallen jaren later bekend in ons land, grofweg vanaf 1875. Net als cricket werd dat alleen gespeeld door jongens uit de elite, die de meeste oorspronkelijke Engelse termen overnamen. Het ging dan om leenwoorden als match, referee, free-kick of captain.
Er was één opvallende uitzondering in deze duidelijke voorkeur voor de Engelse taal en dat dat was nota bene de naam van de sport zelf. De eerste clubs uit die jaren 80 gebruikten zowel het Nederlandse ‘voetbal’ als het Engelse ‘football’ in hun naam en dus waren er verenigingen als de Haarlemsche Football Club en de Dordrechtsche Cricket en Football Club, maar ook de Utrechtsche Cricket en Voetbal Vereeniging Hercules en de Haagsche Voetbal Vereeniging.
Pim Mulier
Geen voetballer deed daar moeilijk over totdat op 17 november 1889 de Nederlandschen Voetbal- en Athletischen Bond werd opgericht, de huidige KNVB. In de oprichtingsnotulen stond iets heel opmerkelijks over de spelregels, juist in de tijd dat de Engelse begrippen de voorkeur hadden: ‘Niemand zal wel bezwaar maken tegen de uitdrukking hoekschop voor cornerkick, grenslijn in plaats van touchlijn, enz.’
Die opmerking kwam van sportpionier Pim Mulier, omdat hij meende dat voetbal pas populair kon worden als de begrippen begrijpelijk werden gemaakt mensen die geen Engels spraken. In tegenstelling tot zijn toenmalige sportbroeders had Mulier de missie om van voetbal een brede sport te maken, waardoor hij met voorstellen kwam, die veel verder gingen dan van zijn tijdgenoten. Hij deed er dan ook alles aan om zijn visie uit te laten komen, doorgaans hardnekkig zwemmend tegen de stroom in.
Die invloed had Mulier dan weer niet bij het cricket, dat in hetzelfde decennium eveneens spelregels presenteerde met veel Nederlandse termen. Dat gebeurde in 1884, maar die poging zou weinig verandering teweeg brengen, onder meer omdat Mulier er niet zo hardnekkig achteraan zat. Waar beide sporten begonnen hun jargon te vernederlandsen pakte dat per sport heel verschillend uit – en daarmee de ontwikkeling naar een volkssport.
Zonderlinge begrippen
De voetballers en cricketers haalden aanvankelijk hun schouders nog op en handhaafden grotendeels hun Engelse termen. Stiekem lachten ze Mulier uit om zijn taalkundige gezeur. Taalkundige Hendrik C. Muller ergerde zich in 1895 daarom opnieuw dood aan het voetbaltaaltje: ‘Men ziet soms dreumesen, als een vuist zo hoog, Engelse woorden radbraken, zodat zij weinig meer zijn dan zinloze klanken.’
Er waren zelfs taalcongressen waar Nederlandse equivalenten werden bedacht voor die vreselijke Engelse sportbegrippen. Geen match, maar wedstrijd. Geen training, maar oefening. Ook dat hielp niet, zodat de Voetbalbond in 1909 opnieuw wees op het belang van een taalrevolutie langs en op de Nederlandse voetbalvelden. Ze stuurde een circulaire aan de sportpers met het verzoek ‘in voetbalberichten zoveel mogelijk het gebruik van Engelse termijnen te vermijden en die te vervangen door Nederlandse woorden’. De cricketbestuurders daarentegen hadden het begin twintigste eeuw allang opgegeven en handhaafden hun voorliefde voor Engelse begrippen – tot op de dag van vandaag.
Toch kwam dan eindelijk de doorbraak voor het voetbal, waarop Mulier al in 1889 hoopte. Zijn visie bleek eindelijk de juiste, waarvoor overigens nog wel de Eerste Wereldoorlog nodig was, toen het leger grote groepen mannen opriep voor het geval de Nederlandse neutraliteit werd geschonden. In de loop van deze oorlog dreigde verveling onder de soldaten en muiterij hing in de lucht. Om te voorkomen dat er opstand zou uitbreken werden de soldaten als afleiding aan het voetballen gezet. Duizenden jongens en mannen uit alle lagen van de samenleving maakten zo kennis met deze sport, die ze na afloop van de oorlog bleven spelen. Het ledenaantal van de Voetbalbond groeide van 7.500 in 1910 naar 98.000 in 1930! Het was de definitieve doorbraak van voetbal als volkssport, die het cricket nooit zou meemaken in Nederland.
Daarmee veranderde eindelijk het taalgebruik van de voetballers van voornamelijk Engels naar voornamelijk Nederlands. En als een Engelse begrip werd gehandhaafd – denk dan aan start, hattrick of corner – werd die simpelweg opgenomen in het Nederlands.
Een volkssport spreekt de taal van het volk. Voetbal dus ook, mede dankzij het pionierswerk van Mulier in de negentiende eeuw.