Waar zou de 19e-eeuwse voetbalclub zijn zonder de trein?
Zonder de trein was je vroeger nergens als voetballer.
Aan het Station te Hilversum werden de Haarlemsche leden door hunne Hilversumsche collega’s verwelkomd, en de stoet begaf zich naar het cricketterrein.
Sport in de negentiende eeuw was het domein van jonge mensen – zowel de beoefenaars als de toeschouwers. Er waren in die eerste jaren nog heel weinig volwassenen die zich hiermee bezighielden en daarom moeten we de oertijd van de Nederlandse sport beschouwen als een jeugdbeweging of een verzameling van jongerenorganisaties.
Die conclusie trok Daniël Rewijk in zijn biografische studie naar sportpionier Pim Mulier. In het geval van Mulier klopte dat zeker, want die werd geboren in 1865 om al in zijn tienerjaren één bekend figuur te worden.
De sporters in de IJzeren Eeuw gedroegen zich inderdaad fundamenteel anders dan andere jongeren uit die tijd, omdat zij voor het spelen van hun wedstrijden veel meer op reis waren dan hun leeftijdsgenoten. Ze waren bijzonder mobiel, waar niet-sportorganisatie slechts zelden hun eigen woonplaats verlieten. Rewijk: ‘De jonge sporters profiteerden daarbij natuurlijk van de snelle uitbreiding van het spoorwegnet.’
Hiermee is een direct verband gelegd tussen de verspreiding van sport in ons land en het spoorwegnet, wat door de cijfers wordt bevestigd. Via de website van onderzoeksinstituut Huygens ING is namelijk te achterhalen hoeveel voetbalclubs er in de negentiende eeuw zijn opgericht en waar ze vandaan kwamen. In totaal werden er toen precies 261 voetbalclubs opgericht, waarvan er 259 afkomstig waren uit een plaats met een nabijgelegen treinstation. Dat is 99,23% van het totaal! Veendam wordt hierbij voor het gemak meegerekend, alhoewel het alleen via de paardentram van de Eerste Groninger Tramway-Maatschappij was te bereiken.
De enige twee voetbalclubs zonder nabijgelegen treinstation kwamen uit Frederiksoord. Eén daarvan is Old Forward, dat in 2015 nog steeds bestaat en volgens eigen zeggen een belangrijke plaats inneemt in het sociale leven van de dorpelingen. Het spelen van uitwedstrijden zal vroeger wel een heel groot probleem zijn geweest, want niemand had toen een auto. De trein was daarmee de enige manier om uitwedstrijden te kunnen spelen buiten de eigen regio.
En dat gold dan niet alleen voor voetbal, maar voor de complete Nederlandse sport uit de negentiende eeuw. Deze onderlinge relatie tussen sport en spoorwegen is nog nooit diepgaand onderzocht, maar dat verband is wel degelijk aanwezig.
De negentiende-eeuwse sporters maakten van hun treinreizen soms complete ceremonies, waarbij de bezoekende club door de tegenstander van het station werd opgehaald. In de sportbladen stond precies vermeld hoe laat een elftal vertrok voor een uitwedstrijd, wat niet alleen handig was voor de sporters zelf, maar ook voor meereizende supporters en journalisten.
Op 19 augustus 1883 ontging het de inwoners van Hilversum niet dat de Hilversumsche Cricket-Club en het Haarlemse Rood en Wit tegen elkaar speelden. ‘Aan het Station te Hilversum,’ merkte het Haarlemsch Advertentieblad op, ‘werden de Haarlemsche leden, alsmede de Amsterdamsche, die zich bij hen inmiddels hadden aangesloten, door hunne Hilversumsche collega’s verwelkomd, en de stoet begaf zich naar het cricketterrein. Daar wapperde de Nationale Driekleur.’
Na afloop ging het in omgekeerde richting, zoals op 4 maart 1895 in Zwolle na de voetbalwedstrijd Z.A.C. – Prinses Wilhelmina (Enschede). ‘De avond werd met een gezellige fuif besloten,’ volgens tijdschrift De Athleet, ‘waar de voetballers overvloedig bewijzen hunner krachtige kelen en welsprekendheid gaven, terwijl men ’s avonds 9 uur aan het Station afscheid van elkaar nam.’
Onderling gaven de sporters elkaar tips hoe ze het beste konden reizen. In 1893 werd er geklaagd over de slechte verbindingen tussen Heemstede en Haarlem, waarna het bericht werd rondgestuurd dat er vanaf station Haarlem koetsen reden voor slechts ƒ1,50 per rit – even duur als een tram.
Het station was het beginpunt van huldigingen voor kampioenen en winnaars.
Huldigingen
Tenslotte was het treinstation heel vaak het beginpunt van een huldiging van succesvolle sporters – al helemaal als die een prestatie hadden geleverd elders in het land of zelfs in het buitenland. Na hun terugreis, die ongetwijfeld al erg vrolijk was geweest met de meegereisde supporters, werden ze massaal opgewacht door het thuisfront. Goed nieuws gaat altijd sneller dan een trein.
In 1893 won Jaap Eden uit Haarlem het WK allroundschaatsen in Amsterdam, wat in zijn woonplaats zorgde voor een explosie van vreugde. De hele stad wist precies met welke trein hij zou aankomen, waardoor het Stationsplein zwart van de mensen was. ‘Gillende kwam de trein binnen,’ zag een verslaggever, ‘en als op de handen gedragen, kwam Eden in de restauratiekamer, waar daverende bravo’s weerklonken.’
Twee jaar later gebeurde hetzelfde toen Eden opnieuw de wereldtitel had gewonnen. ‘Jaap wordt te 7.14 verwacht en in de restauratiezaal van het station,’ schreven de dagbladen op voorhand zodat Haarlem wederom werd ontwricht door een deinende massa. Schaatsers, wielrenners, voetballers, roeiers –àlle succesvolle sporters – begonnen zo in de meeste gevallen direct vanuit de trein aan hun huldiging.
Het station zou zo heel lang het beginpunt blijven van huldigingen voor kampioenen en winnaars – tot diep in de twintigste eeuw. Ajax bijvoorbeeld won in 1918 in Tilburg zijn eerste nationale titel en werd na terugkomst in Amsterdam opgewacht door een uitzinnige massa op het station. Alleen de sterspeler Jan de Natris deelde niet mee in deze feestvreugde, omdat hij die kampioenswedstrijd niet had meegespeeld.
Hij had een dag eerder de trein naar Tilburg gemist…