Verrassingswinnaars in de Vuelta
Er staan grote namen op de erelijst van de Vuelta. Om hun nationale ronde meer prestige te geven hadden de organisatoren er soms veel (peseta’s) voor over om de buitenlandse vedetten aan de start te krijgen. Zo wonnen bijvoorbeeld Jacques Anquetil (1963) Raymond Poulidor (1964) Jan Janssen (1967) Felice Gimondi (1968) Eddy Merckx (1973) Bernard Hinault (1978 en 1983) en Joop Zoetemelk (1979) de Spaanse rondrit. De Vuelta kende ook verrassingswinnaars. Een overzichtje.
Frans de Mulder (1960)
Charly Gaul (‘de Engel van het Hooggebergte’) was zo’n beetje de enige buitenlandse topper die aan de start stond. De Luxemburger moest het opnemen tegen een andere legendarische klimmer: Federico Bahamontes (‘de Adelaar van Toledo’). Die had een jaar eerder zijn enige Tour gewonnen. In de Vuelta van 1960 bakten ze er allebei weinig van. Zo maakten ze de weg vrij voor de jonge Belgische wegkampioen Frans de Mulder, een getalenteerde maar wispelturige renner. Een eendagsvlieg die al op zijn vijfentwintigste stopte met koersen.
José Pesarrodona (1976)
Hennie Kuiper had dat jaar bij Raleigh zijn enige grote ronde kunnen winnen. Ploegleider Peter Post: “Kuiper was in Spanje de beste, maar hij is gaan twijfelen aan zijn kwaliteiten”. Groots was de eerste Vuelta na het overlijden van dictator Franco zeker niet. Spannend wel.
Onze landgenoot begon aan de afsluitende tijdrit met slechts twee seconden (!) voorsprong op de ‘oude’ Luis Ocaña én José Pesarrodona. Deze bescheiden en vriendelijke Catalaan was een degelijke ronderenner. In San Sebastian reed hij zowaar de tijdrit van zijn leven. Kuiper – eerder al gevallen in de ochtendetappe – verloor twee minuten en duikelde naar de zesde plaats in het eindklassement.
Alvaro Pino (1986)
Vooral voor Robert Millar (Panasonic) was het sneu dat outsider Alvaro Pino in 1986 in absolute topvorm was. Een jaar eerder werd de Schotse klimmer vakkundig gevloerd door een omvangrijke Spaanse combine, waarvan Pedro Delgado kon profiteren. Nu werd Millar opnieuw tweede. Dit keer was de kleine Pino waarschijnlijk gewoon de sterkste. Onder meer door blessures en valpartijen zou de emotionele Spanjaard in de Vuelta nooit meer op het podium staan.
Marco Giovannetti (1990)
Deze Italiaanse klimmer eindigde in Giro meestal ergens tussen plaats 5 en plaats 10. Zoals wel meer renners in de jaren steeg hij ineens naar grote hoogten. Tot zijn eigen verbazing won hij de Vuelta (‘met nog twee tijdritten voor de boeg zal ik de trui in Madrid niet meer hebben’) en een paar weken later werd hij derde in zijn eigen Ronde van Italië. Die werd met overmacht gewonnen door een Italiaan met een grotere motor: Gianni Bugno. Voor 1991 tekende de bescheiden Giovannetti bij Gatorade, als helper van diezelfde Bugno.
Melchor Mauri (1991)
Zijn ploegleider Manolo Saiz was net als zijn collega Peter Post dol op tijdrijders. In die zin was Mauri een typische Once-renner. Toch was klimmer Marino Lejarreta dat jaar de kopman, maar ene Melchor Mauri Prat – eind 1990 stond hij nog op plaats 185 van de UCI-ranking – verraste alles en iedereen. Opmerkelijk was dat Miguel Indurain aan de vooravond van zijn eerste Tourzege tweede werd. Mauri zou zijn nieuwe status als ronderenner nooit helemáál waarmaken.
Aitor Gonzalez (2002)
Wie kent Aitor Gonzalez nog? De Vuelta van acht jaar geleden was die van de broedermoord. Op de verschrikkelijke Angliru ging de geblokte renner van Kelme versnellen, juist toen zijn kopman Oscar Sevilla in moeilijkheden was. In de afsluitende tijdrit – met een indrukwekkende aankomst in het Estadio Bernabeu van Real Madrid – reed ‘Terminaitor’ vervolgens Roberto Heras uit de leiderstrui. Na zijn overwinning kwam Aitor Gonzalez vooral nog in het nieuws wegens overtredingen van het dopingreglement.