De eerste gedocumenteerde wielerkoers van Nederland was in 1869 in Winschoten
Op 23 mei 1869 was in Winschoten een wedstrijd met vélocipèdes, de voorloper van de fiets. Het is geen toeval dat er zo lang geleden al werd gekoerst in een noordelijke provincie. De oudste melding ter wereld van een wielerwedstrijd komt zelfs uit Friesland!
Afbeelding via Rijksmuseum. Het is niet de wedstrijd in Winschoten.
Een militair bloedbad heeft grote invloed gehad op het begin van de wielersport in Nederland. Op 23 mei 1568 begon de Slag bij Heiligerlee, nabij Winschoten. Het was de eerste overwinning van de Nederlanden tegen de Spaanse overheersing en wordt daarom vaak beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Op diezelfde plek werd 300 jaar later de eerste steen gelegd van het huidige Graaf Adolfmonument. ’25 mei 1868,’ werd er als tekst ingehakt. ‘Door het nageslacht den vaderen gewijd.’
Weer een jaar later was er in Winschoten opnieuw ‘een gedenkfeest van de overwinning te Heiligerlee’. Behalve een toespraak en een concert was er om vier uur ’s middags een wedren van vélocipèdes, zoals aangekondigd in een advertentie in de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 20 mei 1869. De moderne fiets bestond nog niet; de vélocipède was maar net in Nederland gearriveerd. De meeste mensen hadden dat nieuwerwetse ding nooit in het echt gezien en dus waren de feesten in Heiligerlee een mooie aanleiding voor een wedstrijd. Zo zorgde een veldslag in 1568 voor de wielerwedstrijd van 150 jaar geleden.
Het nieuwe vervoersmiddel
Er stonden anderhalve eeuw geleden twee onderdelen op het programma, berichtte De Winschoter Courant. De dag begon met een wedstrijd van tweewieligen met slechts twee deelnemers: de heren Van Kolkow en Rencke, beide uit Groningen. Daarna waren de deelnemers met de driewielige vélocipèdes aan de beurt. Met twee onderdelen waren er twee winnaars: Rencke bij de tweewieligen en H. Engelkens uit Winschoten bij de driewieligen.
De publieke belangstelling was enorm geweest, blijkt uit de Provinciale Drentsche en Asser Courant, die schreef over ‘eene ontelbare menigte menschen met de grootste belangstelling’. De rijders maakten een enorme indruk op de toeschouwers: ‘leder moest de vlugheid bewonderen, waarmede deze heeren het nieuwe vervoermiddel wisten te behandelen.’ Dat was in 1869 niet vanzelfsprekend, want die allereerste vélocipèdes waren vreselijk moeilijk in het gebruik en dat ook nog eens op een slechte weg vol kuilen en bulten.
Dan hebben we het nog niet eens gehad over die nieuwsgierige bezoekers, die ongetwijfeld allemaal met hun neus vooraan wilden staan. En terecht, want ze waren aanwezig bij een wedstrijd met grote historische waarde: het was de eerste wielerwedstrijd in Nederland die vooraf was aangekondigd en waarvan de dagbladen na afloop een verslag plaatsten met de namen van de winnaars.
Oerkoers
Ondanks dit historische karakter van de wedren in Winschoten is deze daarna compleet vergeten in onderzoeken naar de oerkoers, naar de eerste wielerwedstrijden in Nederland. Georg Hogenkamp bijvoorbeeld schreef in 1916 het standaardwerk Een halve eeuw wielersport, maar niets over 23 mei 1869.
Wel had Hogenkamp het over Jan Tjerk Oreel uit Sint Annaparochie, die in 1866 zijn eigen vélocipède had gebouwd, schaamteloos gekopieerd van een exemplaar uit Parijs. In de jaren erna reed hij wedstrijden tegen buurtgenoten en werd zo de eerste professionele wedstrijdrijder van ons land, nog vóór de hardrijderij in Winschoten. Oreel plaatste alleen geen aankondigingen in de krant. Verder werden er geen wedstrijdverslagen gemaakt met de namen van de winnaars – wat op 23 mei 1869 allemaal wél is gebeurd.
En zelfs Oreel organiseerde niet de eerste wielerwedstrijden, toonden Bernard Pijper en Martinus Jongsma in 1998 aan. Zij vonden een nóg oudere melding van 26 januari 1863 in Workum, vastgelegd in een verslag van de wagenmakers Andries Deinum en Durk Driebergen uit deze Friese stad. Dit tweetal is daarmee verantwoordelijk voor de oudste melding van een wielerwedstrijd – niet alleen in Nederland maar wereldwijd!
Zij hadden een onderlinge wedstrijd gehouden op hun zelfgebouwde driewielige vélocipèdes, ‘gedreven zonder stoom of trekdier’. Zoals Driebergen later zei: “’t Waren houten bakken, twee achterwielen en één voorwiel. In de as van de achterwielen zaten oorspronkelijk twee krukslagen en deze draaiden door middel van twee stangen, die met de handen werden voortbewogen.”
Driebergen maakte in 1865 een houten tweewieler voor zijn zoon Jan, toen zeven jaar oud. “Op een vrije woensdagmiddag toog ik er op uit om het rijden te leren,” blikte Jan later terug. “Daar ik jongens in menigte bij me had, die me voortduwden, was ’t evenwicht bewaren zo maar klaar en kon ik ook het trappen leren. ’t Gevolg was, dat ik zelf rijdende thuis kwam. Toen ik de volgende dag langs de hoofdstraat reed, werd ik als een wonderdier aangegaapt door de eerzame burgerij.”
De noordelijke provincies spelen daarmee een hele belangrijke rol in de beginjaren van de wielersport. Het onderzoek naar de oerkoersvoert ons niet naar traditionele wielerprovincies als Brabant en Limburg of wielergekke landen als Frankrijk en Italië, maar naar Friesland, Groningen en Drenthe! Maar waar komt die noordelijke wielertraditie dan vandaan?
Friese palingvissers
Wielerwedstrijden werden in het begin vooral georganiseerd door fabrikanten van vélocipèdes om hun producten meer bekendheid te geven. Omdat er in de noordelijke provincies al heel vroeg deze nieuwe voertuigen werden gebouwd – zie Workum – waren daar ook al heel snel wedstrijden.
De eerste buitenlandse ontwerpen van vélocipèdes kwamen via het Friese palingdorp Heeg ons land binnen. Deze vissers exporteerden hun waar namelijk naar Londen, waar ze dol waren op Friese paling. Eén van de vissers nam vanuit Londen een bouwtekening van een vélocipède mee terug naar Heeg en gaf die aan Driebergen in Workum, ruim tien kilometer verderop. Door dit internationale netwerk van de vissers was de nieuwe rage van de vélocipède heel snel bekend in Friesland.
Dat er dan bijna meteen na deze introductie in die provincie de eerste wedstijden werden georganiseerd, kwam door de Friese traditie van de hardrijderijen op de schaats. Die was toen al tientallen jaren oud, zolang er maar een goede schaatswinter was. En wie bekend is met hardrijderijen op de schaats, hoeft niet lang na te denken om hetzelfde te doen met vélocipèdes.
Vélocipèdemania
Zo verspreidde de oerkoers zich vanuit palingdorp Heeg over de noordelijke provincies, met Workum als eerste tussenstop. Begin 1869 schreef de Provinciale Drentsche en Asser Courant dat er in Assen een vélocipède was gebouwd door wagenmaker H. Siepel, samen met smid H. Hasper. ‘Zij wenschen dat hun werk gezien worde en daar wij activiteit bij onze werklieden op prijs stellen, geven wij aan dien wensch ook op deze wijze openbaarheid.’
Enkele dagen later volgde het bericht dat hetzelfde was gebeurd in Vries in de huidige gemeente Tynaarlo. Er heerste – en spreek dat maar eens in één keer goed uit – een vélocipèdemania.
Het bracht de Groninger Courant op 15 april 1869 op een idee: ‘Stelt voor om te Groningen een wedloop te doen houden van vélocipèdes en prijzen te geven aan zoodanige wagentjes, die uitmunten door constructie en netheid.’ In Groningen-stad zelf kwam het er niet van, maar een maand later wél in de provincie Groningen, in Winschoten dus tijdens de Heiligerlee-feesten. Wie weet dat het bovenstaande woorden waren van de Groninger Courant, die het laatste zetje gaven om op 23 mei 1869 die wielerwedstrijd te organiseren met Rencke en Engelkens als winnaars.
Dat dit juist in de noordelijke provincies is gebeurd, is dus helemaal niet verrassend, weten we nu. De oerkoers werd gereden in Friesland – niet in Frankrijk.
Dit verhaal staat ook in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je je waardering laten blijken door een kleine bijdrage te doen