De eerste Wielerzesdaagse van Rotterdam was mooi, romantisch en sensationeel
Het is vandaag de slotdag van de Zesdaagse van Rotterdam. De eerste editie was in 1936.
De Rotterdamse sportliefhebber had het in 1936 naar zijn zin. Feyenoord speelde goed voetbal. Rie Mastenbroek won maar liefst drie gouden zwemmedailles op de Olympische Spelen in Berlijn. En als klap op de vuurpijl werd begon 6 november 1936 eerste Zesdaagse van Rotterdam. ‘Wij kennen hier zoo’n sportevenement slechts van hooren zeggen,’ verkneukelde het Rotterdamsch Nieuwsblad zich.
Al enkele jaren was ‘een combinatie van heeren’ bezig geweest met het realiseren vanuit wielerevenement in Rotterdam, die werd gehouden in de Nenijtohallen. Dat was een mooie locatie, midden in de stad, maar wel met één groot nadeel: er was helemaal niets. Geen toiletten, geen rennerskeuken, geen eetzalen, geen baan, geen verwarming – echt niets.
Alles moest dus speciaal worden aangelegd, maar dat was volgens de organisatie op een speciaal belegde persconferentie geen enkel probleem. Integendeel: omdat er zoveel werk moest worden verzet, waren er veel arbeidskrachten nodig en in die donkere economische jaren was dat goed nieuws. ‘Wij wenschen den heeren ondernemers veel succes,’ schreef Het Vaderland daarom. ‘Rotterdam kan wel wat leven in de brouwerij velen!’
De beste wielerkoppels werden aangetrokken, wiens namen stonden vermeld in reclamefolders, die in een oplage van 25.000 vanuit een vliegtuig over Tilburg werden uitgestrooid. ‘In dezen stapel biljetten,’ wist de Nieuwe Tilburgsche Courant, ‘bevinden er zich 250, welke recht geven op een gratis toegangsbewijs.’
En zo zagen zo’n 5.000 toeschouwers hoe Rie Mastenbroek het startschot loste. Een slimme zet, want de toeschouwers waren blij dat ze er was: ‘Langzaam, waardig als een kampioen, kwam Rie Mastenbroek over het hout van de baan geloopen. Zij kreeg bloemen, ze deed niet als een filmster, maar als een gewoon, aardig Rotterdamsch meisje, dat harder zwemmen kan dan andere meisjes.’
De opbouw van de Zesdaasge van 1936. Foto Polygoon via het Stadsarchief Rotterdam
Mooi, romantisch, sensationeel
In de zes dagen die volgden, werd de stad verliefd op de zesdaagse. Tekenend hiervoor was een journalist van het Rotterdamsch Nieuwsblad, die zich had voorgenomen een hard en cynisch oordeel te vellen over deze sportverdwazing. Het liep anders: ‘De leek, die van plan was na een half uurtje weer te verdwijnen, blijft zitten, urenlang. Hij vindt die Zesdaagsche mooi, romantisch, sensationeel, geweldig.’
Ook de Nieuwe Tilburgsche Courant verbaasde zich over het succes: ‘Waar Rotterdam de toeschouwers vandaan haalt, is onbegrijpelijk. In ieder geval: ze zijn er. En men leeft mee.’
De renners maakten er dan ook een leuk spektakel van, dat de nieuwsgierige Rotterdammers graag wilden zien – mede omdat de prijs van de kaartjes bewust laag was gehouden. Op de laatste dag maakten de duizenden toeschouwers de ultieme climax mee, nadat het favoriete koppel Jan Pijnenburg – Cor Wals in de allerlaatste meters naar de eindzege fietste. ‘Het Wilhelmus wordt ingezet!’, aldus de Nieuwe Tilburgsche Courant. Duizenden tevreden klanten gingen met goede herinneringen naar huis.
Overmoedig
Het succes maakte de organisatie helaas wat overmoedig. Op 19 februari 1937, dus iets meer dan twee maanden later, was er wéér een Zesdaagse in de stad. Het kip met de gouden eieren werd meteen geslacht, want er kwam bijna niemand meer kijken.
Het kaartenhuis stortte meteen in elkaar: door de geringe belangstelling was er een verlies van tienduizenden guldens. De renners kregen daardoor minder betaald, en reageerden met combines en vechtpartijen. De jury kneep een oogje dicht, waardoor de weinige toeschouwers het idee kregen dat ze ter plekke werden bedonderd.
‘Wij zijn van meening,’ proclameerde de Limburger Koerier daarom, ‘dat het einde van deze tweede Rotterdamsche Zesdaagsche voorloopig ook het einde van alle 145 uur-wedstrijden in Nederland beteekent. De zesdaagschen in Nederland zijn dood, financieel en sportief. En de ware liefhebber van de wielersport zal er misschien niet eens rouwig om zijn.’
En zo had de ‘combinatie van heeren’ er binnen drie maanden voor gezorgd dat de Rotterdamse markt compleet was verziekt. Pas 31 jaar later, in 1968, was die voldoende hersteld om het weer eens opnieuw te proberen met een zesdaagse.