Wielrennen

De oorlogs-omerta van Jan Derksen en Arie van Vliet

Baanrenners Jan Derksen en Arie van Vliet hebben in de Tweede Wereldoorlog mensen en goederen gesmokkeld. Dat deden ze tijdens hun autoreizen naar de wielerbanen in verschillende Europese landen. Dat zegt Jan Derksen jr., zoon van Derksen.

Jan Derksen (links) en Arie van Vliet

Baanrenner Jan Derksen bracht het grootste deel van zijn leven door in het Olympisch Stadion. In de catacomben had hij zijn eigen cabine; op de baan reed hij zijn ontelbare trainings- of wedstrijdrondjes.

“Hij was meer in het Olympisch Stadion dan bij ons thuis,” zegt Jan Derksen jr. nu. Na het overlijden van zijn vader in 2011 was dat de reden om de afscheidsbijeenkomst in de voormalige catacomben te houden. Familie, vrienden en vooral veel mensen uit de wielerwereld liepen in het stadion nog één keer langs de kist van Derksen, die werd geflankeerd door zijn oude wedstrijdfiets en de bel van de laatste ronde.

Geheimen

De bezettingsjaren hebben op het leven van Jan Derksen veel invloed gehad, alhoewel deze sporter het op het eerste gezicht makkelijker heeft gehad dan een gemiddelde Nederlander, die niet de kans kreeg om internationale reizen te maken om veel geld te verdienen met zijn favoriete bezigheid. Drie oorlogsjaren koerste Derksen in verschillende landen tot een blindedarmontsteking hem bijna het leven kostte.

In die tijd reisde Derksen met Arie van Vliet door binnen- en buitenland. Ze waren aan elkaar gewaagd met Van Vliet als de olympisch kampioen van 1936 en de wereldkampioen van 1938 en Derksen als de wereldkampioen van 1939. Volgens Derksen jr. was deze verwantschap heel intens en reden de twee renners altijd samen in een grote Amerikaan van de ene na de andere wedstrijd. “Ze hebben in de oorlog veel meegemaakt, waarover ze lang niet alles aan ons hebben verteld,” zegt Derksen jr. “Ik weet zeker dat ze geheimen mee hebben genomen in hun graf.”

Gerrit van Vliet beaamt dit: “Mijn vader was een introverte man. Hij kon verschrikkelijk goed zijn mond houden over onderwerpen waarover hij niets zeggen wilde.” Het was de oorlogsomerta van Derksen en Van Vliet, waar Derksen jr. pas een halve eeuw later van hoorde. Zo ontdekte hij dat de Tweede Wereldoorlog meer invloed op zijn vader had gehad dan hij liet merken.

Jan Derksen en Arie van Vliet en de heer Repko
In 1958
Olympische Spelen

Een grote desillusie kwam nog voor de Duitse inval. Als beste amateurrenner van zijn tijd maakte Derksen serieuze kans op een gouden medaille op de Olympische Spelen van 1940, waarvan hij hardop droomde na zijn wereldtitel van 1939: “Ik wil graag naar de Olympische Spelen om Olympisch kampioen te worden.” Dat evenement zou in Helsinki zijn, maar werd vanwege de oorlogsomstandigheden op 23 april 1940 afgelast.

Nog diezelfde week stapte Derksen over naar het profcircuit, wat Van Vliet reeds in 1937 had gedaan. Dat betekende een definitief afscheid van zijn droom, want de Olympische Spelen waren toen alleen toegankelijk voor amateursporters. Zo had Van Vliet zijn gouden olympische medaille van 1936, waar Derksen nooit in staat zou zijn om die prestatie te evenaren.

In 1976 werd het Derksen jr. duidelijk hoeveel moeite zijn vader hiermee heeft gehad. “Ik had me als schaatser geplaatst voor de 5.000 meter op de Winterspelen in Innsbrück. Mijn vader was zo blij dat ik de kans kreeg, die hij in 1940 niet had gehad. Eindelijk een Derksen op de Spelen! Ik was goed genoeg voor een medaille, maar vlak voor de wedstrijd werd ik ziek door een griepgolf in het Olympisch Dorp. Ik zag de wedstrijd uiteindelijk vanuit mijn bed. Dat kwam ook bij mijn vader hard aan.”

Smokkelaars

In de jaren 90 vertelde Derksen zijn zoon nog meer over de oorlogsjaren, inmiddels op hoge leeftijd. “Ik moest er wel zelf over beginnen, want anders zei hij niets.” Het ging over de internationale autoreizen van Derksen en Van Vliet waarvoor ze speciale toestemming kregen van de Duitsers. “Mijn vader en Van Vliet blijken toen geld, goederen én mensen te hebben gesmokkeld, waarover ze zelfs contact hadden met het verzet. Ze maakten er gebruik van dat ze als enigen mochten reizen. Hij heeft me geen namen gegeven, maar het lijkt er wel op dat mijn vader en Van Vliet veel risico hebben genomen met deze activiteiten.”

Vanaf 1941 reisden Derksen en Van Vliet door veel Europese landen als België, Zwitserland, Italië en zelfs door Duitsland zelf – tot in Berlijn toe. Daarbij kwamen ze ook regelmatig in het oosten van Nederland, waar Derksen sr. oorspronkelijk vandaan kwam. Daar waren meer levensmiddelen beschikbaar waren dan in het westen en met het behaalde prijzengeld kochten de renners dan goederen om die na thuiskomst af te leveren, in sommige gevallen bij het verzet. En dat de wielrenners goed verdienden, wist een krant als het Rotterdamsch Dagblad op 15 februari 1941 al: ‘Duitschland betaalt heel goed. Het staat reeds vast, dat Derksen op 23 Febr. in de Deutschlandhalle te Berlijn een sprintwedstrijd rijdt.’

Zo lijken Derksen en Van Vliet een dubbelleven te hebben gehad in de oorlogsjaren. Voor de buitenwereld hadden ze het alleen maar goed, zoals een journalist in augustus 1940 opmerkte: “Jullie hebt toch maar een leventje. Den geheelen dag fijn in de buitenlucht, een beetje rijden, een beetje luieren, dat kon slechter.” Ondertussen namen ze risico’s, waarover Van Vliet tot aan zijn dood heeft gezwegen en waarover Derksen pas op hoge leeftijd voor de eerste iets zei tegen zijn eigen zoon.

Wim de Ruyter

Deze oorlogsomerta is niet uniek in de wielerwereld, blijkt uit een verhaal van journalist Fred van Slogteren uit 2000 over Wim de Ruyter. Deze renner maakte tijdens zijn trainingsritten schetsen van Duitse stellingen om die door te geven aan de geallieerden. Kort daarna volgde dan vaak een bombardement. De Ruyter werd gearresteerd en gemarteld, maar ontsnapte tijdens zijn transport naar Bergen Belsen door uit de rijdende trein te springen. Hij dook onder en overleefde zo de oorlog om daarna te zwijgen. Pas vlak voor zijn dood in 1995 vertelde hij voor de eerste keer over zijn oorlogservaringen tijdens een psychiatrische sessie met lsd.

Een ander bekend geval is de Italiaanse wielerlegende Gino Bartali, die veel mensen gered heeft in de oorlog, maar altijd weigerde hierover te praten.

Tour de France. De Nederlandse ploeg, van links naar rechts Henk De Hoog , Huber…

De Tour-ploeg van 1949. De Ruyter derde van links

Blijkbaar vonden ook Derksen en Van Vliet het na de oorlog ongepast om over hun riskante werk te praten, ondanks verwijten in de jaren 70 en 80 van sportjournalisten en historici dat ze wel heel makkelijk naar Duitsland gingen voor hun wedstrijden. Zelfs Gerrit van Vliet reageert verrast als hij hoort wat zijn vader in oorlogstijd zou hebben gedaan. “Ik heb er nooit van gehoord, maar het verbaast me niet als het waar is. Mijn vader had in die tijd ook veel Joodse kennissen voor wie hij veel heeft gedaan.”

Aan al deze activiteiten kwam een einde door een blindedarmontsteking bij Derksen in november 1943, die hij ternauwernood overleefde. “Mijn vader heeft toen een maand in coma gelegen.” In juli 1944 keerde Derksen terug op de stadionbaan, waar het publiek hem luid toejuichte. In 1946 werd Derksen opnieuw wereldkampioen, net als in 1957. Ook Van Vliet won in de naoorlogse periode nog twee wereldtitels. Het tweetal bleef altijd bevriend, tot Van Vliet als eerste overleed in 2001.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.