Femke Bol is de Wim van Est van 2022
Abe Lenstra werd in 1951 de eerste winnaar van de beste sportman van het jaar. Merkwaardig, vond Herman Kuiphof, want de belangrijkste prestatie in de internationale sport was geleverd door Wim van Est.
Wim van Est in 1960. Foto Harry Pot via het Nationaal Archief
Opwinding, want atlete Femke Bol is niet genomineerd voor de beste Sportvrouw van het Jaar. Haar coach Laurent Meuwly noemt het een farce, omdat zo de grootte van de atletieksport wordt genegeerd. Het is voor veel mensen het bewijs dat de opzet voor deze verkiezing niet meer deugt en daarom moet worden veranderd.
Deze kritiek suggereert dat er bij de eerdere verkiezingen wel overeenstemming bestond over de opzet en vooral de uitslag. En dat we zo snel mogelijk terug moeten naar die goede ouwe tijd. Dat wordt dan een lastige zoektocht, want zulke ruzies zijn er altijd geweest. Bij de allereerste verkiezing in 1951 ging het al mis.
Herinnering aan de opwinding
Het sportjaar 1951 was niet bepaald opwindend geweest voor Nederland, vond Tubantia. ‘Natuurlijk zijn er wel enkele opmerkelijke voorvallen, die enige tijd in de herinnering zullen blijven hangen, maar er zullen slechts heel weinig mijlpalen te ontdekken zijn als men over een jaar of tien nog eens aan 1951 terug denkt.’
Eigenlijk was er maar één opzienbarende prestatie geleverd. ‘Wim van Est zorgde in de Tour de France voor de beste sportprestatie van 1951. Indien er in ons land een prijs voor een dergelijke figuur zou bestaan, zoals in verschillende andere landen het geval is, dan zou de man uit St. Willebrord deze met algemene stemmen verworven hebben.’
Van Est was dat jaar tenslotte de eerste Nederlander met de gele trui in de Tour de France. Een dag later viel hij zeventig meter diep in een ravijn. ‘De herinnering aan de opwinding, welke zijn daad in ons gehele land veroorzaakte, zal blijven.’
Net dat jaar koos de AVRO jaar uit om voor de eerste keer de beste sporter aan te wijzen. Het leek daarom wel duidelijk wie dat zou winnen, maar het liep anders. De luisteraars mochten via een briefkaart hun voorkeur duidelijk maken, wat bijna 30.000 reacties opleverde. Voetballer Abe Lenstra eindigde op de eerste plaats. Met gemak zelfs, met 10.356 stemmen tegen 4716 voor Van Est, de nummer drie, achter Fanny Blankers-Koen.
Verkiezinkje
Lenstra was dat jaar alleen geen landskampioen geworden (dat werd hij nooit) en ook met het Nederlands elftal leverde hij geen opzienbarende prestaties. Bij Tubantia zullen ze verbaasd hebben opgekeken, net als Herman Kuiphof in zijn column in tijdschrift Sportkroniek. ‘Abe is een groot voetballer, maar van alle Nederlandse sportmannen en -vrouwen heeft hij in het jaar 1951 niet de opmerkelijkste prestaties verricht. Evenmin Fanny Blankers-Koen, die 2e werd.’
Ook Kuiphof wist maar één kandidaat voor de beste sporter van het jaar: ‘Als die 30.000 medespelenden in dit verkiezinkje goed doordrongen waren geweest van hetgeen hun gevraagd werd, dan hadden zij allemaal de wielrenner Wim van Est gekozen. Maar Van Est werd slechts derde.’
En dan was er nog een probleem, dat ook in onze tijd bekend voorkomt: ‘Vreemd was ook, dat Wim van der Voort, de schaatsenrijder, ternauwernood op het lijstje voorkwam, hoewel hij bij de Europese kampioenschappen in Davos de 1500 meter won. Maar dat gebeurde in Februari. Is de veronderstelling gewaagd, dat V. d. Voort heel wat hoger op de lijst zou hebben gestaan, als hij die prestatie in December zou hebben geleverd.’
Wie behoefte heeft aan een andere opzet van de verkiezingen van de beste sporters van het jaar moet dus niet in het verleden op zoek gaan naar de goede voorbeelden. Misschien is het voor het iedereen het beste om te accepteren dat dat die met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid eindigen in ruzie.