Tour-zege van Jan Janssen zorgde voor enorme politieke rel over de Zondagsrust
De Fanny Blankers-Koen Carrièreprijs is toegekend aan Jan Janssen. In de schaduw van zijn zege in de Tour de France brak een ongekende opstand uit in de Christelijk-Historische Unie. Het Nationaal Archief heeft de archiefstukken.
Huldiging van Tour-winnaar Jan Janssen in Chaam. Foto Eric Koch via het Nationaal Archief
Wielerjournalist Fred van Slogteren heeft eindelijk zijn zin. In 2015 deed hij een oproep om Jan Janssen te onderscheiden voor zijn complete loopbaan. Gisteren is dat dan gebeurd. De Tour-zege van Janssen in 1968 is tenslotte één van de hoogtepunten in de nationale sport, als eerste Nederlander ooit. Minder bekend is dat zich daarna een groot politiek drama afspeelde.
Indrukwekkend
De CHU had in 1968 twaalf parlementszetels en leverde twee ministers en drie staatssecretarissen aan het toenmalige kabinet. De partij stuurde Jan Janssen een gelukstelegram, nog op de avond van zijn overwinning in de Tour de France. ‘Wens u namens de CHU geluk met uw overwinning in de Tour de France’, seinde partijsecretaris H.A. Schuring. ‘Uw inzet en afzien zijn indrukwekkend geweest. Moge uw overwinning in deze schone tour alle Nederlandse wielrenners inspireren.’
De volgende dag schreven alle kranten over deze felicitaties, omdat nog nooit eerder een politieke partij een telegram had gestuurd naar een sporter. Schuring zal hebben genoten van deze stunt, die werd gesteund door de jongeren van zijn partij.
De vreugde was alleen van korte duur, want het conservatieve deel van zijn partij reageerde furieus. De zege van Janssen druiste volgens hen in tegen de zondagsrust, en daarmee tegen Artikel 12 van het Program van Beginselen van de partij. Hierin stond: ‘De overheid handhave het Christelijk-Historisch karakter van ons volksleven door bevordering van de Zondagsrust, door ertegen te waken, dat het karakter van de Zondag als Christelijke rustdag zou verloren gaan en door de instandhouding van de algemeen erkende Christelijke feestdagen. Zij doet de arbeid, waarop zij invloed kan uitoefenen, op Zondag zoveel mogelijk stilstaan.’
En dan toch een gelukstelegram sturen aan iemand die zojuist de zondagsrust had geschonden – nota bene als eerste politieke partij ooit? Maandenlang regende het protestbrieven van de morrende achterban, die zijn bewaard in een speciale doos bij het Nationaal Archief. De brieven kwamen van afdelingen als Boskoop, Dirksland en Hardegarijp. ‘Ik vraag me af of Jan Janssen zijn zondag niet veel beter had kunnen besteden door ook de goede strijd, de strijd des geloofs te strijden. Zou de overwinning dan niet nog veel en veel heerlijker zijn?’ Ook de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Zondagsrust en de Zondagsheiliging was verontrust. ‘Wij vrezen de ernstigste gevolgen voor gezin en samenleving.’
De afdeling Katwijk aan Zee stelde zelfs een officiële verklaring op: ‘Zij spreekt haar teleurstelling uit over de verzending van dit telegram door de C.H.U. en zij acht het, daar met genoemd sportgebeuren de zondag was gemoeid, principieel onjuist.’ En dan was er de afdeling Puttershoek (nota bene de thuisbasis van schaatser Kees Verkerk, die op zondag sportte): ‘Een meerderheid der leden van de Christelijk-Historische Kiesvereniging te Puttershoek spreekt zijn afkeuring uit over het verzenden van een gelukstelegram aan Jan Janssen door de secretaris der CHU namens de Christelijk-Historische Unie.’
Opstand
Iedereen kreeg antwoord van Schuring, die zichzelf ook nog verdedigde in De Telegraaf: “Waarom mag een politieke partij van haar bewondering ook niet blijk geven? Dat ik daarmee gehandeld heb in strijd met het beginselprogramma van de CHU geloof ik beslist niet.” Toch zat het de partijleiding niet lekker, blijkt uit een kattenbelletje aan de secretaris bij wéér een boze brief van een vooraanstaand lid: ‘Het zou jammer zijn wanneer hij bedankt.’
Ruim een half jaar lang hield dit debat de partij in de greep met als climax een opstand onder een groep van zo’n vijftig leden. ‘Het hoofdbestuur acht dit ontoelaatbare groepsvorming,’ aldus dagblad De Tijd. Pas in januari 1969 hamerde het partijbestuur deze discussie af. ‘Ook al vindt een deel onzer het zenden van een telegram aan Jan Janssen een minder gelukkige greep, zo zijn we toch niet van mening, dat daarmee de Unie schade is toegebracht.’
De rel ging aan Janssen voorbij, vertelde hij me in een gesprek enkele jaren geleden. “Ik kan mij het telegram van de CHU niet herinneren. Alleen dat van de koningin weet ik nog.” Het verwijt dat hij beter de strijd des geloofs had kunnen strijden, trof hem wel onaangenaam. Als vroom katholiek haalde hij inspiratie uit zijn geloof, juist tijdens die Tour van 1968.
“Ik had het soms op de fiets zo moeilijk,” zei hij tegen Katholiek Nieuwsblad, “dat ik nog maar één mogelijkheid zag: tot Onze-Lieve-Heer bidden. Zeker toen ik tijdens die laatste etappe reed. Ik was geen specifieke tijdrijder en toch won ik. Als je écht gelooft, dan denk ik dat je veel verder komt in het leven.”