NieuwWielrennen

Waarde lezer, kent ge den Cauberg?

De Cauberg is een heiligdom van de wielersport. Er was een tijd dat de politie de knuppel trok als zich daar een wielrenner liet zien.

NK wielrennen van 1947 op de Cauberg. Foto Harry Sagers via het Nationaal Archief

‘Waarde lezer,’ schreef tijdschrift Sport in Beeld op 14 juni 1937. ‘Kent ge den Cauberg?’

Tegenwoordig kan elke wielerliefhebber die vraag bevestigend beantwoorden, maar een kleine negentig jaar geleden was daar geen sprake van. Daarom volgde de tip om er eens een stevige wandeling te maken. ‘Wellicht zullen er op dat moment fietsers trachten den Cauberg te bestijgen. Ge zult dan de meesten van hen zien afstappen en met de fiets aan de hand moeizaam heuvel-opwaarts strompelen. Dan zult ge weten wat de Cauberg is, de krachten-sloopende en doodelijk vermoeiende heuvel.’

De wielerliefhebber van 1924 kon maar beter uit de buurt van de Cauberg blijven

Negentien beklimmingen

Deze dodelijk vermoeiende heuvel was net dat jaar ontdekt door de Nederlandsche Wieler-Unie, nu de KNWU. Nederland moest het WK wielrennen van 1938 organiseren en daarom was er behoefte aan een goed parcours. Het lukte de wielerbestuurders maar niet om iets te vinden, dat hiervoor geschikt was. ‘Echter in Limburg’s Zuiden bleek ’t landschap in vele, zoo niet alle opzichten, aan de verschillende eischen te voldoen,’ meldde De Sportweek van 10 juni 1937. ‘De omgeving rond Valkenburg kan bogen op enkele ferme heuvels.’

Als oefening werd het NK wielrennen van 1937 ook al in Valkenburg georganiseerd. Een prettig voordeel voor de Wielerunie was dat dit parcours geheel kon worden afgesloten voor het verkeer, zodat toeschouwers alleen tegen betaling van entreegeld toegang kregen. Dat was nooit eerder gebeurd in de Nederlandse wielersport. De mensen kregen waar voor hun geld, want de Cauberg stond negentien keer op de route.

Gevaarlijke helling

Zo kreeg de Cauberg nationale bekendheid als wielerberg, waar die eerder bekend stond als levensgevaarlijk. De wegen waren er zeer slecht, in de tijd dat er nog bijna geen auto’s waren. Fietsen bestonden weliswaar al langer, maar die waren in de meeste gevallen niet voorzien van versnellingen en een goede rem. Als een fietser toch op de Cauberg belandde, liep het vaak slecht af. ‘Wéér een ongeluk…,’ schreven de plaatselijke kranten dan.

In september 1922 crashte zelfs een complete militaire wielereenheid, die het waarschuwingsbordje  “Gevaarlijke Helling” had gemist. De soldaten reden allemaal op rijwielen zónder remmen, zodat de voorste rijder met een krankzinnige snelheid tegen een paard met wagen botste. Daarna werd hijzelf weer overreden door alle soldaten achter hem. Er vielen bijna vijftig gewonden, waarvan twee met zeer ernstige botbreuken.

De wet

Naast de veiligheid was er nog een reden waarom wielrenners lange tijd de Cauberg hebben gemeden: de motor- en rijwielwet van 1905. Daarin stond een algemeen verbod voor wielerwedstrijden op een openbare weg – ‘tenzij er verlof is gegeven’. Door die wettelijke beperking waren bijna er geen koersen in ons land. Bij overtreding greep de politie onverbiddelijk in.

De oudste melding van wielrenners op de Cauberg was op 30 juni 1924 toen het nationale wielerteam daar een trainingstocht reed, als voorbereiding op de Olympische Spelen in Parijs. De ploeg wilde ervaring opdoen in bergachtig terrein, waarvoor de politie niet uitrukte. Die kwam alleen als er een stiekeme wedstrijd werd georganiseerd.

En zelfs als er wél toestemming was gegeven, stonden de ordetroepen klaar om met een knuppel de wielrenners een pak slaag te geven. Op 14 september 1924 voerde het wegkampioenschap van Limburg over de Cauberg, wat uitliep op een enorme teleurstelling.

‘Het scheen,’ zo schreef De Telegraaf, ‘dat de marechaussee opdracht gekregen had den wedstrijd tegen te werken.’ Op minstens elf plekken werden de deelnemers langs de kant van de weg gezet voor controle. ‘Dit gebeurde reeds direct na den afrit uit Heerlen bij Welten, Voorst, Valkenburg, Meerssen, Heer, Vaals, enz.’

Elk oponthoud duurde ongeveer een kwartier, waarbij de marechaussees keer op keer dreigde om de wielrenners mee te nemen naar het bureau. Eén deelnemer werd tot bloedens toe gebeten door een politiehond. De boodschap was duidelijk: de wielerliefhebber van 1924 kon maar beter uit de buurt van de Cauberg blijven.

Koning van de Cauberg

Eind jaren dertig werd de motor- en rijwielwet niet meer zo drastisch nageleefd, zodat de Wielerunie eindelijk eens een veilige wedstrijd in Valkenburg kon organiseren. John Braspennincx werd de grote held, omdat hij als enige een plan had om negentien keer die Cauberg te beklimmen. ‘Ons inziens verdiende hij de overwinning ten volle,’ oordeelde Sport in Beeld, ‘omdat hij niet alleen met de beenen reed, maar ook met de hersens.’

D’n Bras bleef geduldig vanuit het eerste peloton toekijken als er weer eens iemand als een dolle hond probeerde te ontsnappen. Pas in de eindsprint sprak hij al zijn krachten aan en reed onbedreigd naar de eindstreep. ‘Braspennincx calculeerde als een mathematicus en het was Bras, die gelijk kreeg.’

En zo, waarde lezer, kent ge nu ook Braspennincx. Hij was de eerste koning van de Cauberg.

Waardeer deze site!

Onze content is gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je dat laten blijken met een kleine financiële bijdrage.

Mijn gekozen waardering € -

Jurryt van de Vooren
https://sportgeschiedenis.nl
Specialist in sporterfgoed. Al meer dan 25 jaar de enige Amsterdammer, die is afgestudeerd op Feyenoord.