Nederlandse skiër Jan Loopuyt liep Winterspelen mis
De Nederlandse skiër Jan Loopuyt verbaasde tachtig jaar geleden de internationale sportwereld. Op de Winterspelen van 1932 zou hij zelfs kans op succes hebben gehad, maar Nederland had helaas geen geld voor deelname.
Door Bert Roosien
Tijdens de Olympische Winterspelen in Vancouver doet Nederland slechts bij vier sporten mee: schaatsen, shorttrack, bobsleeën en snowboarden. In het verleden hebben er nog Nederlanders meegedaan aan het skiën, kunstrijden, ijshockey en freestyle skiën.
Bij veel sneeuw- en ijssporten lijkt onze natuurlijke achterstand te groot om een vooraanstaande rol te spelen. Nederland kent nu eenmaal milde winters, en bergen hebben we al helemaal niet. Voor een sport als skispringen is ons land daarom niet geschikt.
Toch heeft Nederland op dit moment bij de vrouwen met Wendy Vuik en Lara Thomae twee jonge skispringsters die op het hoogste niveau meedoen. En ook enkele Nederlandse mannen hebben in het verleden getracht op dit onderdeel de Olympische Spelen te halen.
Team
Een kleine tien jaar geleden had Nederland een paar skispringers, die individueel wellicht niet goed genoeg waren, maar die als team wilden proberen om olympische kwalificatie af te dwingen. De half-Nederlands/half-Oostenrijkse Christoph Kreuzer en Ingemar Mayr kregen gezelschap van de Nederlandse talenten Niels de Groot, Jeroen Nikkel en Boy van Baarle.
Onder de bezielende leiding van de Duitse trainer Horst Tielmann werd zeker progressie geboekt. Niels de Groot eindigde in 200 op de 35e in de World Cup-wedstrijd in Hakuba en Jeroen Nikkel kwalificeerde zich een jaar daarna zelfs voor de prestigieuze Nieuwjaarswedstrijd in Garmisch-Partenkirchen.
Maar in het seizoen 2001-2002 kwam er een einde aan de opmars. Mayr kreeg een ongeluk bij een testsprong in de windtunnel en Nikkel kampte met diverse kleine blessures. De Spelen van 2002 in Salt Lake City werden uiteindelijk niet gehaald. Aan het eind van dat seizoen stopte De Groot om zich te concentreren op zijn studie. In 2003 volgde Nikkel het voorbeeld van zijn neef en teamgenoot.
Ruim tien jaar eerder was er Gerrit-Jan Konijnenberg. Het was de tijd van Eddie ‘The Eagle’ Edwards, de Britse waaghals en antiheld die – voorzien van jampotbril – met kolderieke gebaren en gevaar voor eigen leven van de springschans afglibberde.
Maar waar publieksfavoriet Edwards van het Britse Olympisch Comité naar de Winterspelen van 1988 mocht, was NOC*NSF onverbiddelijk voor Konijnenberg. Konijnenberg was weliswaar aanmerkelijk beter dan zijn Britse generatiegenoot, maar – in de ogen van de strenge Nederlandse keuzeheren – niet goed genoeg voor Olympische deelname. En eigenlijk was dat ook wel waar. De Spelen van 1992 in het Franse Albertville gingen dan ook aan zijn neus voorbij.
Jan Loopuyt
Voor wellicht de beste Nederlandse skispringer moeten we een eindje terug in de tijd. Aan het eind van de jaren twintig deed Jan Loopuyt voor het eerst van zich spreken. Loopuyt behoorde – met Luymes en Coebergh – tot een drietal vaderlandse wedstrijdskiërs die vooral actief waren in Zwitserland. Hij studeerde in Lausanne en Zürich.
Voor het alpineskiën hadden de Nederlanders niet veel interesse, want hun belangstelling ging vooral uit naar het langlaufen – de Noordse combinatie en het skispringen. Loopuyt moet de meest getalenteerde van de drie geweest zijn, maar ook Luymes behaalde aardige resultaten.
Bij de ‘Wereldkampioenschappen voor Studenten’ van 1929 in Mürren, waaraan tal van universiteiten uit Engeland, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland deelnamen, werd Loopuyt eerste bij het skispringen – zijn beste onderdeel. Gedurende zijn skicarrière bleef hij de andere onderdelen er echter wel bij doen. Zo werd hij in december 1931 6e bij het schansspringen, negende bij het langlaufen en zesde bij de Noordse combinatie.
Twee bekende namen, die Loopuyt regelmatig in wedstrijden tegenkwam, waren die van de Zwitsers Bruno Trojani en Fritz Kauffmann. Trojani was in 1927 de eerste niet-Noorse wereldrecordhouder met een afstand van 72 meter. Loopuyt sprong een paar jaar later 64 meter, waarmee hij tientallen jaren Nederlands recordhouder was.
Begin 1932 verbaasde Loopuyt bij een wedstrijd in Davos met een sprong die maar vijf meter minder ver was dan de sprong van de gelouterde winnaar Fritz Kauffmann. Kauffmann werd later dat jaar zesde bij de Olympische Spelen. Nederland stuurde – om financiële redenen – helemaal geen sporters naar Lake Placid. Als dat wel zou zijn gebeurd, zou Jan Loopuyt zeker een serieuze kandidaat zijn geweest.